ECLI:NL:RBDHA:2020:6674
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid beroep wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had op 8 mei 2020 een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 23 juni 2020 met onbekende bestemming is vertrokken, wat de staatssecretaris ertoe heeft gebracht te stellen dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of eiser nog procesbelang had bij de behandeling van het beroep. Aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken en er geen bewijs is dat hij nog prijs stelt op de bescherming in Nederland, concludeert de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft.
De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. van Keken, in aanwezigheid van griffier M. Belhaj. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.