In deze zaak heeft eiser op 2 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ingediend op 15 februari 2018. Eiser heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 8 januari 2020 in gebreke gesteld, waarna verweerder erkende dat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank heeft verweerder op 20 april 2020 verzocht om de stand van zaken te rapporteren, waarop verweerder op 23 april 2020 een voornemen tot afwijzing van de aanvraag heeft bekendgemaakt. De rechtbank overweegt dat, ondanks de coronamaatregelen, verweerder in gebreke is gebleven om tijdig een beslissing te nemen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en oordeelt dat de ontvankelijkheid van het beroep voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt een afwijkende beslistermijn op van acht weken voor verweerder om alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.