ECLI:NL:RBDHA:2020:6579
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring op sociale gronden door gemeente Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de afwijzing van een aanvraag voor een voorrangsverklaring. Eiseres had op 5 april 2019 een aanvraag ingediend, omdat zij in een problematische woonsituatie verkeerde. De aanvraag werd afgewezen op basis van artikel 29 van de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag 2015-2019, omdat eiseres niet buiten eigen schuld en toedoen in een situatie verkeerde die een dringende behoefte aan andere woonruimte rechtvaardigde. Eiseres had in 2018 bij haar ouders moeten intrekken, omdat zij haar studentenwoning moest verlaten, maar de rechtbank oordeelde dat zij zelf verantwoordelijk was voor haar woonsituatie, aangezien zij op de hoogte was van de mogelijke problemen die deze keuze met zich mee zou brengen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten de aanvraag niet inhoudelijk te toetsen, omdat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor een voorrangsverklaring. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zou later gepubliceerd worden.