ECLI:NL:RBDHA:2020:6576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan eiseres wegens niet tijdige inburgering en de beoordeling van medische gronden voor verlenging van de inburgeringstermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een bestuurlijke boete wegens niet tijdige inburgering. Eiseres was op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig en diende voor 19 oktober 2017 alle onderdelen van het inburgeringsexamen te hebben behaald. Eiseres voldeed hier niet aan, maar behaalde op 27 maart 2018 alsnog haar inburgeringsdiploma. De minister legde een boete op van € 1.250,-, die in het bestreden besluit werd gematigd tot € 750,-. Eiseres was het niet eens met deze boete en stelde dat haar inburgeringstermijn op medische gronden verlengd had moeten worden. Ze voerde aan dat haar gezondheidsklachten, waaronder een speekselklierontsteking en een urineweginfectie, haar inburgering hebben vertraagd. De rechtbank oordeelde dat de minister het medisch advies van Argonaut mocht volgen, dat geen medische redenen voor verlenging van de inburgeringstermijn aangaf. De rechtbank concludeerde dat het niet tijdig inburgeren aan eiseres te verwijten was en dat de opgelegde boete passend was. Echter, omdat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, werd de boete verlaagd naar € 712,50. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betrof.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3914
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2020 in de zaak tussen
[eiseres]te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: G. Vriesekoop)
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder
(gemachtigde: mr. T. Holtrop).
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete van € 1.250,- opgelegd, omdat zij niet op tijd heeft voldoen aan haar inburgeringsplicht.
Bij besluit van 15 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 750,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1. Eiseres is op grond van de Wet inburgering (Wi) inburgeringsplichtig. Zij moest voor 19 oktober 2017 alle onderdelen van het inburgeringsexamen hebben gehaald. Hierin is eiseres niet geslaagd en zij was op die datum dan ook niet ingeburgerd. Op 27 maart 2018 heeft eiseres alsnog haar inburgeringsdiploma gehaald.
2 In het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 1.250,-, omdat zij niet op tijd is ingeburgerd en haar dit te verwijten is. In het bestreden besluit is de boete gematigd tot € 750,-, omdat in bezwaar is gebleken dat eiseres twee van de vijf onderdelen van haar inburgeringsdiploma binnen haar inburgeringstermijn heeft gehaald. De medische adviseur van verweerder, Argonaut, is in het medisch advies van 30 januari 2019 op basis van informatie van de huisarts en verloskundige van eiseres tot de conclusie gekomen dat er geen medische reden is voor verlenging van de inburgeringsperiode.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat haar inburgeringstermijn op medische gronden verlengd had moeten worden. In het medisch advies is namelijk ten onrechte geen rekening gehouden met de speekselklierontsteking, waarvoor zij in het ziekenhuis is behandeld, en de urineweginfectie, die zij heeft gehad. Door deze gezondheidsklachten heeft eiseres haar NT2-examens uitgesteld en kon zij deze pas kort voor de deadline maken. Dit kan haar niet verweten worden.
Eiseres was feitelijk ook al ingeburgerd. Zij werkt al geruime tijd in een kaarsenwinkel, waarvoor zij Nederlands moet spreken en uit de zeer goede resultaten, die zij heeft behaald voor haar NT2-examens en de inburgeringsexamens, blijkt dat zij ruimschoots voldeed aan de gestelde eisen. Eiseres heeft ook meer inspanningen verricht om in te burgeren, onder andere door het halen van certificaten bij Stichting Hart in Haarlem.
Volgens eiseres klopt de hoogte van de boete niet. Verweerder meldt in het bestreden besluit dat de boete € 750,- bedroeg. Vervolgens is het bezwaar deels gegrond verklaard, maar wordt er weer een boete van € 750,- opgelegd.
Tot slot heeft verweerder niet binnen de wettelijke termijn gereageerd op het bezwaar, waardoor de opgelegde boete dient te vervallen. Het boetebedrag is ook te hoog voor eiseres en treft haar aanmerkelijk, wat in strijd is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Op 17 augustus 2019 heeft eiseres nog aanvullende medische informatie overgelegd, waaronder het medisch journaal van haar huisarts met bijlagen zoals specialistenberichten van de KNO-arts en de kaakchirurg en een brief van de verloskundige.
4. De van belang zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1 Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet tijdig heeft voldaan aan haar inburgeringsplicht. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of en in welke mate het eiseres te verwijten valt dat zij niet binnen de gestelde termijn ingeburgerd is en of er voor verweerder aanleiding bestond om af te zien van het opleggen van een boete of tot matiging over te gaan.
5.2 Eiseres stelt dat het haar om medische redenen niet te verwijten valt dat zij niet op tijd is ingeburgerd. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het medisch advies van Argonaut van 30 januari 2019 ten grondslag gelegd, waarin Argonaut geen verlenging van de inburgeringsperiode adviseert, wegens het ontbreken van medische redenen daarvoor. Nadat eiseres in beroep nog aanvullende medische stukken heeft overgelegd, heeft verweerder Argonaut nogmaals om advies gevraagd. Op de zitting heeft verweerder dit aanvullende advies van 5 maart 2020 overgelegd. In dit advies handhaaft Argonaut het eerdere advies, omdat ook uit de aanvullende medische informatie niet blijkt dat er sprake is van een aandoening op grond waarvan het volgen van onderwijs gedurende drie aaneengesloten maanden niet mogelijk is. De gemachtigde van eiseres heeft na lezing van het aanvullende advies aangevoerd dat de speekselklierontsteking en de urineweginfectie ten onrechte los van elkaar worden beoordeeld, beide klachten moeten juist in combinatie worden gezien. Daarbij is van belang dat eiseres door de speekselklierontsteking nauwelijks kon eten en veel rust moest nemen. Het had dan ook wel degelijk effect op haar en de mogelijkheid tot het volgen van onderwijs, aldus de gemachtigde.
5.3 Het medisch advies van Argonaut is een deskundigenadvies. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, zie onder meer de uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674) dat het bestuursorgaan van dat advies mag uitgaan als uit een dergelijk advies op objectieve, onpartijdige en inzichtelijke wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusie van het advies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusie niet onbegrijpelijk is zonder nadere toelichting, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de medische adviezen aan het besluit ten grondslag mogen leggen, nu deze op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze zijn opgesteld. Verweerder heeft de door eiseres overgelegde aanvullende medische stukken voorgelegd aan Argonaut en wederom om advies gevraagd. Argonaut heeft duidelijk en gemotiveerd geadviseerd, waarbij alle informatie zorgvuldig is gewogen en beoordeeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid waarmee de consistente adviezen van Argonaut tot stand zijn gekomen, noch aan hun volledigheid en juistheid. Van de zijde van eiseres zijn geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die leiden tot twijfel aan de inhoud van de bevindingen van de medisch adviseur. Het feit dat de gezondheidsklachten van eiseres effect op haar hadden, betekent immers nog niet dat zij daardoor gedurende drie aaneengesloten maanden geen onderwijs kon volgen.
5.4 Verweerder heeft daarbij ook van belang mogen achten dat eiseres pas tegen het einde van haar termijn is begonnen met het maken van onderdelen van haar inburgeringsdiploma. Hiermee heeft eiseres een risico genomen, omdat zij daardoor (te) weinig tijd had om onderdelen binnen haar inburgeringstermijn te herkansen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen reden hoeven zien om ambtshalve de inburgeringstermijn te verlengen. Het niet tijdig inburgeren is dan ook aan eiseres te verwijten.
5.5 Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de door verweerder opgelegde boete evenredig is, dat wil zeggen of de hoogte van de boete aansluit bij de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan eiseres kan worden verweten. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder, op grond van het beleid vastgelegd in de Beleidsregel boetevaststelling inburgering (Beleidsregel), de aan eiseres opgelegde boete van € 1.250,- heeft verminderd tot € 750,-, omdat eiseres twee examens binnen de termijn heeft gehaald. Eiseres wordt niet gevolgd in haar standpunt dat er geen boete diende te volgen, omdat zij feitelijk al was ingeburgerd en zij meer inspanningen heeft verricht voor de inburgering. Deze omstandigheden laten namelijk onverlet dat de Wi ook op eiseres van toepassing is en dat zij aan de voorwaarden dient te voldoen.
Stichting Hart in Haarlem is geen instelling met een Blik op Werk keurmerk, zodat mogelijke certificaten van deze Stichting op grond van artikel 1, sub a van de Beleidsregel niet leiden tot matiging van de boete.
Eiseres heeft nagelaten haar stelling dat het boetebedrag te hoog voor haar is en dat er daardoor sprake is van strijd met de AVG te onderbouwen. Gelet hierop wordt deze stelling gepasseerd.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de bij het bestreden besluit opgelegde boete passend en geboden.
5.6 Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op overschrijding van de redelijke termijn, overweegt de rechtbank dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, indien de duur van de totale procedure onredelijk lang is. Voor de beslechting van het geschil over een bestraffende sanctie in beroep geldt als uitgangspunt dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt, indien, behoudens bijzondere omstandigheden, niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak is gedaan. Deze termijn vangt aan op het moment dat door het betrokken bestuursorgaan jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd (zie het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006, en onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK5859). De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op 23 oktober 2017, het moment van de verzending van de boetekennisgeving. Dat betekent dat ten tijde van de uitspraak van de rechtbank de procedure twee jaren en vijf maanden heeft geduurd. In het geval waarin de redelijke termijn met niet meer dan zes maanden is overschreden, wordt de boete verminderd met 5% met een maximum van € 2.500,- (zie de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:475). Aangezien de redelijke termijn ten tijde van deze uitspraak met minder dan zes maanden is overschreden, dient de boete met 5% verminderd te worden.
5.7 Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen voor zover daarin de hoogte van de boete is bepaald en zelf in de zaak voorzien door de boete te matigen wegens overschrijding van de redelijke termijn en de hoogte van de boete vaststellen op € 712,50. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden. Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin de hoogte van de boete is bepaald;
  • bepaalt dat aan eiseres een boete wordt opgelegd van € 712,50;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Tijsma,.HH. griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dit zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage | Juridisch kader

Algemene wet bestuursrecht

Op grond van artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Op grond van artikel 5:46, eerste lid, van de Awb bepaalt de wet de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Op grond van het tweede lid stemt het bestuursorgaan, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

Wet inburgering

Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wi is inburgeringsplichtig de vreemdeling, die rechtmatig verblijf verkrijgt in de zin van artikel 8, onderdelen a en c, van de Vreemdelingenwet 2000, die
a. anders dan voor een tijdelijk doel in Nederland verblijft, of
b. geestelijke bedienaar is.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wi verwerft de inburgeringsplichtige binnen drie jaar mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen en kennis van de Nederlandse samenleving.
Op grond van het tweede lid heeft de inburgeringsplichtige aan de inburgeringsplicht voldaan indien hij:
a. het door Onze Minister vastgestelde examen heeft behaald, of
b. een diploma, certificaat of ander document, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, heeft behaald.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Wi legt Onze Minister een bestuurlijke boete op aan de inburgeringsplichtige die niet binnen de in artikel 7, eerste lid, genoemde termijn aan de inburgeringsplicht heeft voldaan.
Op grond van artikel 34, aanhef en onder a, van de Wi, kan de bestuurlijke boete niet hoger zijn dan € 1.250,- voor het niet naleven van artikel 7, eerste lid.

Beleidsregel boetevaststelling inburgering

1. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete, bedoeld in artikel 34, aanhef en onderdelen c en d, van de Wet inburgering wordt gekeken naar:
a. het aantal uren dat de inburgeringsplichtige heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus of een cursus Nederlands als tweede taal bij een instelling met het Blik op Werk keurmerk;
b. het aantal keren dat de inburgeringsplichtige de onderdelen van het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal heeft afgelegd.
2 De hoogte van de boete wordt vastgesteld aan de hand van de boetetabel zoals opgenomen in de bijlage bij deze beleidsregel.