ECLI:NL:RBDHA:2020:6542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
NL20.7139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Venezolaanse nationaliteitster

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Venezolaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, geboren in Venezuela, op 6 september 2018 samen met haar Nederlandse partner het land had verlaten vanwege bedreigingen en een onleefbare situatie. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiseres, met name over de doodsbedreigingen die zij zou hebben ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij een reëel risico op vervolging liep. De rechtbank heeft ook de communicatieproblemen tussen de eiseres en de tolk in overweging genomen, maar concludeerde dat deze niet tot een ander oordeel leidden. De rechtbank heeft de beroepsgrond van de eiseres dat de staatssecretaris niet alle relevante elementen had onderscheiden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor vluchtelingschap en dat de humanitaire omstandigheden in Venezuela niet zodanig waren dat deze een verblijfsvergunning rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7139

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

ProcesverloopBij besluit van 24 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J. del Haas. Verder is de heer [naam] , partner van eiseres, ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Ze heeft de Venezolaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Op 6 september 2018 is zij samen met haar Nederlandse partner uit Venezuela vertrokken. Zij kon daar geen normaal leven leiden. Zij was woonachtig in een wooncomplex van de regering. Maar omdat ze geen lid is van de socialistische partij is zij vaak gedreigd haar woning uit te worden gezet. Ook heeft ze verklaard dat zij twee maanden voor haar vertrek met de dood werd bedreigd. Eiseres heeft eenmaal haar mening geuit tijdens een publieke bijeenkomst. Haar Nederlandse partner werd door de militairen en politie gezien als de vijand. Vanwege de algemene situatie in Venezuela kan zij niet terugkeren.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet geloofwaardig is dat eiseres twee maanden voor haar vertrek met de dood is bedreigd. Verweerder gelooft wel dat eiseres zich negatief tegenover de overheid heeft uitgelaten en dat zij gedreigd werd haar woning te worden uitgezet. Op grond hiervan komt eiseres echter niet voor de gevraagde verblijfsvergunning in aanmerking, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege deze feiten reële vrees heeft voor vervolging dan wel dat zij een daadwerkelijk risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM [1] .
De beperkingen ten aanzien van het afleggen van verklaringen en de geloofwaardigheid
3. Eiseres voert aan dat zij moeite heeft om haar verhaal op duidelijke wijze en op chronologische volgorde naar voren te brengen. Dit lijkt ook door de gehoorambtenaar erkend te zijn omdat uit het verslag kan worden afgeleid dat hier enigszins rekening mee is gehouden, echter niet in voldoende mate. Ook is sprake geweest van miscommunicatie tussen eiseres en de tolk. Eiseres spreekt Latijns Amerikaans Spaans en de tolken Europees Spaans. Verder heeft eiseres aangegeven dat zij bij het bespreken van bepaalde onderwerpen zeer geëmotioneerd kan raken en dat de gebeurtenissen tijdens het gehoor niet meer vers in haar geheugen lagen, omdat het heel lang heeft geduurd voordat zij in de gelegenheid werd gesteld om haar asielrelaas naar voren te brengen. Verweerder is daarom ten onrechte niet van de volledige geloofwaardigheid van haar asielrelaas uitgegaan. Eiseres meent dat zij in voldoende mate gedetailleerde en plausibele verklaringen heeft afgelegd waarbij geen sprake is van verschillen op het niveau van relevante bijzonderheden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij het ene deel van het relaas wel gelooft en het andere niet.
Oordeel rechtbank
3.1
Ondanks dat eiseres van mening is dat vanwege de gestelde beperkingen zij haar relaas niet goed naar voren heeft kunnen brengen, stelt de rechtbank vast dat verweerder het relaas van eiseres vrijwel geheel geloofwaardig heeft geacht, behalve de verklaringen van eiseres dat zij twee maanden voor haar vertrek met de dood is bedreigd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit onderdeel van het relaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft in dit verband terecht opgemerkt dat eiseres dit element in het geheel niet tijdens haar vrije relaas heeft benoemd. Pas tijdens de nadere vraagstelling (pagina 15 nader gehoor) verklaart eiseres voor het eerst dat zij met de dood is bedreigd. Daarbij heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres hierover vaag en inconsistent heeft verklaard.
Zo heeft eiseres op pagina 15 verklaard:
“Ik begrijp dat ik deze vraag al een aantal keer gesteld heb, maar ik heb nog geen duidelijk antwoord van u. Ik begrijp nog niet goed waarom uw eigen leven gevaar loopt vanwege uw buitenlandse vriend?
Ik ben uit Venezuela weg gegaan. En dat feit is al een probleem om te beginnen. Ten tweede heb ik asiel aangevraagd. Ten derde ben ik met de dood bedreigd.”
Op pagina 18 heeft eiseres verklaard:

U heeft eerder ook verteld dat tijdens het uiten van uw mening, twee maanden voor vertrek, een persoon van de regering lelijke dingen tegen u zei. Was dit tijdens dit evenement?
Ja, dat was op dat moment gebeurd.
Het is misschien niet fijn om te herhalen, maar wat zei hij zoal tegen u?
Het aller lelijkste wat je tegen een persoon kunt zeggen op het moment dat je die persoon bedreigt. Op een agressieve manier.
Wat bedoelt u met het aller lelijkste? Wat zei hij letterlijk tegen u?
Om te beginnen, hij zei dat ik woonde in een huis van de regering en dat ik niet zo over de regering moest praten.
Zei hij nog meer tegen u?
Nee, dat is het.
Naast dat hij lelijke dingen tegen u zei en dreigde dat u uw woning moest verlaten, heeft u nog andere persoonlijke problemen ondervonden vanwege het uiten van uw mening?
Alles wat ik al eerder heb gezegd.”
Op pagina 19 heeft eiseres verklaard:

Zoals ik u net ook heb verteld. Als ik u vragen stel doe ik dit om een helder beeld te krijgen. Het is het mij nog niet geheel duidelijk. U heeft kort voor de pauze genoemd dat u met de dood bent bedreigd. Dit specifieke punt heeft u niet eerder verteld. Vandaar dat ik u hier nog een keer naar vraag.
(…)
Ik stel de vraag nogmaals.
Lelijke dingen. Dat ik niet in het appartement zou moeten wonen. Dat ik Venezuela uit moest. Dat ik dood zou moeten. Heel veel dingen die ik me niet meer wil herinneren. Als ik dat doe, dan begin ik te huilen.
Ik wil u niet overstuur maken. Ik had nog niet eerder gehoord dat u met de dood bent bedreigd, vandaar dat ik u deze vraag gesteld heb.
Bovendien als ik terug keer, dan verwacht mij niks goeds.”
Gezien deze verklaringen heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres vaag en summier heeft verklaard over de doodsbedreigingen en de reden waarom ze zou zijn bedreigd. Dat eiseres moeite zou hebben met het chronologisch verklaren maakt dit niet anders. Ook de gestelde communicatieproblemen tussen eiseres en de tolk brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat het verslag van het gehoor daartoe geen aanknopingspunten biedt. Uit het verslag van het gehoor blijkt dat eiseres meerdere malen heeft aangegeven de tolk goed te begrijpen. Door eiseres is verwezen naar een passage uit het aanmeldgehoor (pagina 5) waaruit zou blijken dat sprake was van miscommunicatie. De rechtbank volgt dat niet. De gehoorambtenaar geeft aan dat vanwege de verbinding en de slechte akoestiek in de ruimte de tolk soms door de gehoorambtenaar niet goed wordt verstaan wat tot spraakverwarring leidt en dat het daarom wat meer tijd in beslag neemt om elkaar goed te begrijpen. Zoals blijkt uit het verslag heeft de gehoorambtenaar ook tijdens het nader gehoor de tijd genomen en eiseres voldoende in de gelegenheid gesteld om haar relaas zo volledig mogelijk naar voren te brengen door haar meerdere malen om duidelijkheid en toelichting te vragen. Dat de gehoorambtenaar zich genoodzaakt zag om een paar keer dezelfde vraag te stellen en eiseres meerdere malen geen concreet antwoord geeft op de vraag kan in deze zaak, gelet op het voorgaande, niet tot de conclusie leidden dat sprake is van miscommunicatie vanwege de taal. De beroepsgrond slaagt niet.
Relevante elementen
4. Eiseres voert voorts aan dat verweerder niet alle relevante elementen heeft onderscheiden. Verweerder heeft de problemen die voortkomen uit het feit dat zij een relatie heeft met een Nederlandse partner ten onrechte niet als afzonderlijk element onderscheiden en behandeld. Nu verweerder in het kader van vluchtelingschap op dit element wel is ingegaan, is het bestreden besluit op dit punt innerlijk tegenstrijdig.
Bovendien stelt verweerder ten onrechte dat de onderwerpen die zien op de carnet de la patria, de CLAP en de Petro slechts zien op de algemene situatie in Venezuela. Eiseres heeft gewezen op de omstandigheid dat de afgifte van de carnet de la patria en verdere hulp (CLAP) wordt voorbehouden aan aanhangers van het regime. Eiseres staat bekend als tegenstander. Verweerder gaat ten onrechte voorbij aan het politiek karakter van deze onderwerpen. Ook dit heeft verweerder ten onrechte niet als een relevant element onderscheiden. Er heeft geen integrale weging plaatsgevonden van alle te onderscheiden relevante elementen conform Werkinstructie (Wl) 2014/10. Het had op de weg van verweerder gelegen om een nieuw of aanvullend voornemen uit te brengen.
Oordeel rechtbank
4.1
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat bij een beoordeling van een asielaanvraag conform WI 2014/10 van belang is dat de kern van het asielverzoek wordt geïdentificeerd en dat de kern van het asielverzoek bestaat uit feiten, omstandigheden en/of gebeurtenissen die in verband staan met de definities van vluchtelingschap of vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiseres niet kan worden afgeleid dat uit het enkele feit dat zij een buitenlandse partner heeft voor haar persoonlijk sprake is van een reëel risico op vervolging dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Verweerder heeft er in dat verband terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij vanwege haar relatie met een Nederlandse man of het aanwezig zijn bij gebeurtenissen aangaande haar partner zelf ooit is gearresteerd of gedetineerd is geweest dan wel dat er andere zwaarwegende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar partner af en toe zijn aangehouden, maar dat haar partner en zijn zelf na een tijdje altijd weer mocht gaan.
Voorts heeft verweerder ook de verklaringen van eiseres over de carnet de la patria, de CLAP en de Petro niet als een relevant element hoeven onderscheiden. Eiseres heeft immers zelf verklaard dat zij er bewust voor heeft gekozen om van deze voorzieningen geen gebruik te maken en dat zij daardoor geen problemen heeft ondervonden (pagina 9 nader gehoor). Daarbij komt dat hoewel verweerder deze elementen niet als relevant heeft hoeven aanmerken, verweerder deze onderdelen wel in zijn besluitvorming heeft betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Vluchtelingschap
5. Eiseres voert voorts aan dat haar asielrelaas past in de landeninformatie die zij heeft overgelegd. In deze informatie is onder meer beschreven hoe de Venezolaanse autoriteiten optreden tegen politieke tegenstanders. Verweerder heeft de landeninformatie ten onrechte niet als toetsingskader gebruikt. Als partner van een Nederlandse man ondervindt eiseres problemen. Buitenlanders worden lastig gevallen, afgeperst en zijn slachtoffer van corruptie. Eiseres deelt in deze problematiek. Verweerder ziet hier ten onrechte geen zwaarwegende vervolging in.
Oordeel rechtbank
5.1
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiseres gedreigd wordt haar woning te worden uitgezet en dat zij zich negatief heeft geuit tegenover haar regering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat dit onvoldoende is om tot vluchtelingschap te concluderen. Uit de verklaringen van eiseres kan niet de conclusie worden getrokken dat zij vanwege haar uitlatingen in de negatieve belangstelling staat van de Venezolaanse autoriteiten. Eiseres is geen lid van een politieke partij of beweging. Eiseres heeft verklaard dat zij een keer negatief heeft gesproken over de autoriteiten op een publieke plek waar op dat moment ongeveer 10 tot 15 personen aanwezig waren. Gelet op dit zeer geringe aandeel van eiseres heeft verweerder het terecht niet aannemelijk geacht dat zij op grond hiervan een reële angst heeft om vervolgd te worden.
5.2
Met betrekking tot de dreiging de woning te worden uitgezet heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat ondanks de dreigementen de moeder van eiseres anderhalf jaar na het vertrek van eiseres nog steeds in haar huis woont. Ook de vrees van het verlies van de woning heeft verweerder dan ook terecht niet reëel geacht.
5.3
Wat betreft de verklaringen van eiseres dat het voor haar moeilijk is om een paspoort te verkrijgen heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de landeninformatie blijkt dat dit voor vele Venezolanen geldt. Eiseres heeft niet onderbouwd dat juist zij, vanwege haar politieke mening, hierbij problemen heeft ondervonden. Voorts is eiseres, nadat zij haar paspoort in haar bezit had, nog twee maanden in Venezuela gebleven, is zij vervolgens legaal met haar paspoort uitgereisd en heeft zij na aankomst in Nederland nog twee maanden gewacht met het indienen van een asielaanvraag. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit afbreuk doet aan de gestelde vrees voor vervolging. In de toelichting van eiseres, dat zij nog twee maanden in Venezuela bleef om haar moeder te verzorgen en dat zij in Nederland eerst advies wilde inwinnen over haar verblijfspositie en zich wilde concentreren op haar schoonfamilie en dat haar partner daarna een oogontsteking kreeg, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien tot een ander standpunt. Van iemand die stelt te vrezen voor zijn leven mag verweerder verwachten dat diegene zich direct na aankomst in Nederland meldt voor het aanvragen van bescherming.
5.4
Voor zover eiseres heeft gesteld dat zij bij terugkeer in Venezuela vreest te worden gevangen genomen en geëxecuteerd omdat zij in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, heeft verweerder terecht opgemerkt dat nergens uit blijkt dat de Venezolaanse autoriteiten ervan op de hoogte zijn dat eiseres in Nederland asiel heeft gevraagd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres deze vrees niet aannemelijk heeft gemaakt.
5.5
Met betrekking tot de omstandigheid dat eiseres een Nederlandse partner heeft, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de landeninformatie niet blijkt dat Venezolaanse vrouwen worden lastig gevallen enkel vanwege het feit dat ze een relatie hebben met een buitenlander.
De beroepsgrond slaagt niet.
Ernstige schade / artikel 3 EVRM
6. Onder verwijzing naar de landeninformatie heeft eiseres voorts aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt het slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen. Naast de persoonlijke risico’s moet op grond van de landeninformatie worden aangenomen dat eiseres bij terugkeer het risico loopt op ernstige schade enkel vanwege de aanwezigheid in Venezuela. Daarbij heeft de coronacrisis grote gevolgen voor de Venezolaanse samenleving. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken raadt het reizen naar Venezuela af.
Oordeel rechtbank
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de landeninformatie blijkt dat in Venezuela sprake is van een politieke, economische en humanitaire crisis.
6.2
Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] volgt dat de Afdeling heeft overwogen dat artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) slechts bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict zo hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op de in dat artikelonderdeel bedoelde bedreiging. Volgens de Afdeling valt deze uitzonderlijke situatie onder de 'most extreme case of general violence', bedoeld in het arrest van het EHRM van 17 juli 2008, nr. 25904/07, NA. tegen het Verenigd Koninkrijk (
www.echr.coe.int). Bij de beoordeling of zich een dergelijke situatie voordoet, is onder meer van belang of de bij het gewapend conflict betrokken partijen zich richten tegen burgers, dan wel vechten op een manier die het risico op willekeurige burgerslachtoffers vergroot, of het gebruik van dergelijke middelen van geweldpleging wijdverspreid is, of het gewapend conflict al dan niet beperkt is tot bepaalde gebieden, het al dan niet aanwezig zijn van een veiligheidsstructuur alsmede het aantal burgers dat slachtoffer is geworden van het geweld dan wel als gevolg daarvan ontheemd is geraakt. De vraag wanneer zich een uitzonderlijke situatie voordoet is door het Hof van Justitie beantwoord in het arrest van 17 februari 2009, Elgafaji, punt 43; ECLI:EU:C:2009:94. De vraag of zich een dergelijke uitzonderlijke situatie voordoet, vergt volgens de Afdeling geen nadere uitleg van het Unierecht door het Hof, maar gaat uitsluitend over de beoordeling van een feitelijke situatie, die is voorbehouden aan de lidstaten (zie voormeld arrest van 17 februari 2009, punt 43 en onder meer het arrest van 30 maart 2006, Servizi Ausiliari Dottori Commercialisti, punt 69; ECLI:EU:C:2006:208).
6.3
Hoewel uit de landeninformatie blijkt dat in Venezuela sprake is van een zorgelijke situatie, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Venezuela sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3 Vw reeds omdat in Venezuela geen sprake is van een intern gewapend conflict. Uit de landeninformatie blijkt niet dat de situatie zodanig ernstig is dat de conclusie moet worden getrokken dat elke Venezolaan het risico loopt op ernstige schade. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat er concrete redenen zijn, gelegen in haar persoonlijke situatie die een dergelijke conclusie rechtvaardigen. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat de ondersteuningsmaatregelen uitsluitend zijn voorbehouden aan regeringsgezinde burgers, heeft eiseres naar voren gebracht dat zij er bewust van heeft afgezien om van deze maatregelen gebruik te maken, maar dat haar familie daar wel gebruik van maakt en dat eiseres het leven zonder gebruik te maken van de ondersteuningsmaatregelen door haar kon worden opgevangen. Verweerder heeft zich - onbetwist - op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien waarom eiseres dit bij terugkeer niet kan voortzetten. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres evenmin op grond van haar persoonlijke relaas aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
6.4
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat zij op humanitaire gronden in het bezit moet worden gesteld van de gevraagde verblijfsvergunning vanwege de situatie in Venezuela en de coronacrisis op dit moment. Uit de landeninformatie blijkt dat de omstandigheden in Venezuela op dit moment ernstig en zorgwekkend zijn. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld – onder verwijzing naar het arrest Sufi en Elmi [3] – dat de sociale en humanitaire omstandigheden niet van dien aard zijn om schending van artikel 3 EVRM aan te nemen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 EVRM
7. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte aan haar geen verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM heeft verleend vanwege het gezinsleven dat zij uitoefent met de heer [naam] . Verweerder heeft geen juiste belangenafweging gemaakt.
Oordeel rechtbank
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte een doorslaggevend gewicht toegekend aan het Nederlands algemeen belang, ten nadele van het belang van eiseres. In de belangenafweging heeft verweerder een zwaar gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat nooit sprake is geweest van rechtmatig verblijf van eiseres op grond van een verblijfsvergunning. Eiseres en haar partner zijn het gezinsleven gestart zonder dat zij in het bezit was van een verblijfsvergunning. Nu het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden heeft verweerder bovendien niet ten onrechte ten nadele van eiseres betrokken dat niet is gebleken van een objectieve belemmering om het gezinsleven buiten Nederland, bijvoorbeeld in Venezuela uit te oefenen. Ook is niet gebleken dat voor de partner van eiseres een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Venezuela uit te oefenen. Verweerder erkent dat in Venezuela jegens buitenlanders wantrouwen bestaat en dat eiseres en haar partner bij controleposten soms geld moesten betalen, maar ook gebleken is dat eiseres en haar partner al een jaar in Venezuela hebben verbleven en zich daar ondanks het wantrouwen hebben kunnen handhaven zonder zeer ernstige problemen. Uit de verklaringen van eiseres, noch uit de door de heer [naam] ter zitting gegeven toelichting blijkt dat zij in Venezuela dusdanig in hun bestaansrecht zijn aangetast dat zij zich daar onmogelijk konden staande houden. Dat op dit moment een negatief reisadvies is gegeven vanwege de situatie in Venezuela maakt dat niet anders. Een reisadvies is bedoeld als hulpmiddel om de risico’s in te schatten voor mensen die het land willen bezoeken, maar betekent niet dat eiseres en haar partner daar niet kunnen gaan wonen. Dat eiseres en de heer [naam] op dit moment liever in Nederland hun gezinsleven willen uitoefenen, betekent niet dat verweerder hen daarom verblijf in Nederland moet toestaan. Artikel 8 EVRM geeft eiseres geen recht op een vrije keuze van het land waar zij met haar partner wil gaan wonen. Niet in geschil is dat eiseres sterke banden heeft met Venezuela, dat zij de taal spreekt, dat zij daar familieleden heeft wonen en dat haar banden met Nederland veel minder sterk zijn. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet verlenen van een verblijfsvergunning regulier een onaanvaardbare inbreuk maakt op het recht op gezinsleven van eiseres en haar partner. De beroepsgrond slaagt niet.
Covid-19
8. Eiseres voert ten slotte aan dat de omstandigheden rondom het coronavirus relevant zijn voor de beoordeling van haar asielrelaas, de humanitaire aspecten en haar beroep op artikel 8 EVRM. Deze beroepsgrond slaagt niet reeds omdat eiseres niet heeft onderbouwd hoe de situatie rondom de coronapandemie kan afdoen aan de beoordeling zoals die als hiervoor is weergegeven. Voor zover eiseres op dit moment vanwege de maatregelen die zijn getroffen om de verspreiding van het coronavirus in te dammen tijdelijk niet kan worden uitgezet naar Venezuela, is de rechtbank van oordeel dat deze belemmeringen tijdelijk zijn en niets afdoen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie rechtbank
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.L.L. van den Akker, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op en openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Zie de uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:915
3.Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Sufi en Elmi t. Verenigd Koninkrijk van 28 juni 2011, zaaknummers 8319/07 en 11449/07