ECLI:NL:RBDHA:2020:6502
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2020 uitspraak gedaan op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening van eiser, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser had op 18 februari 2020 een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd gekregen, waartegen hij op 30 april 2020 een bezwaarschrift indiende. Dit bezwaarschrift werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 8 juli 2020, die via Skype plaatsvond, hebben zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van verweerder hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter concludeerde na de zitting dat nader onderzoek niet nodig was en deed uitspraak op basis van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank moest beoordelen of de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift terecht was, gezien de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift.
Eiser erkende dat hij zijn bezwaarschrift te laat had ingediend, maar stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser aangevoerde redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Eiser had pro-forma bezwaar kunnen indienen om tijdig bezwaar te maken, maar had dit nagelaten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.