ECLI:NL:RBDHA:2020:6281
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning wegens verplaatsing hoofdverblijf naar Turkije en de gevolgen daarvan voor het verblijfsrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Turkse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris ingetrokken met terugwerkende kracht per 17 november 2014. De intrekking was gebaseerd op het feit dat de eiser zijn hoofdverblijf buiten Nederland had gevestigd, wat in strijd zou zijn met de Vreemdelingenwet 2000 en het beleid neergelegd in de Vreemdelingencirculaire. De eiser had in 2018 een aanvraag ingediend voor vervanging van zijn verblijfsdocument, maar de Staatssecretaris stelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij Nederland niet met de intentie had verlaten om zijn hoofdverblijf te verplaatsen.
Tijdens de zitting op 22 juni 2020, die via videoverbinding plaatsvond, heeft de eiser zijn situatie toegelicht. Hij stelde dat hij naar Turkije was gegaan vanwege persoonlijke problemen en dat hij niet tijdig kon terugkeren vanwege zijn verlopen paspoort en de verplichting om militaire dienst te vervullen. De rechtbank overwoog dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij zijn hoofdverblijf in Nederland had willen behouden. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning terecht was, omdat de eiser langer dan twee jaar buiten Nederland had verbleven zonder gegronde redenen.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon terugvallen op de bescherming van het Associatierecht of het EVRM, omdat hij niet had aangetoond dat er een beschermingswaardig gezinsleven bestond met zijn kinderen in Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier.