ECLI:NL:RBDHA:2020:6273
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielprocedure met verzoek tot schorsing van uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd op 20 maart 2020, wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet terwijl zijn beroep nog loopt.
Tijdens de zitting op 10 juni 2020, die via een videoverbinding plaatsvond, is de verzoeker verschenen met zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak in een andere procedure (NL20.7633) de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit binnen 12 weken te herstellen. De voorzieningenrechter heeft in het belang van de verzoeker geoordeeld dat hij de einduitspraak in Nederland moet kunnen afwachten en heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.050,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, in aanwezigheid van griffier mr. E. Frieling. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.