Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
Inkomsten man, resp. vrouw
De man is in de horeca-onderneming werkzaam. De vrouw houdt zich bezig met de opvoeding van de kinderen en huishoudelijke zaken.
Uitgangspunt
De alimentatie
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 28 mei 2020 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vordert de vrouw, eiseres, van de man, gedaagde, betaling van achterstallige alimentatie en een voorschot op kinderalimentatie. De partijen zijn voormalige echtgenoten die op 16 juni 2016 zijn gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de man maandelijks € 1.000,= aan de vrouw zou betalen tot 1 juni 2020, waarna alimentatie voor de kinderen en partneralimentatie aan de orde zou komen. De vrouw heeft echter geen betalingen ontvangen voor de maanden april en mei 2020, wat haar in financiële problemen heeft gebracht, vooral door de coronacrisis. De man heeft de vordering betwist en stelt dat hij niet in staat is om te betalen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van de achterstallige alimentatie toewijsbaar is, omdat de man erkent dat hij deze bedragen verschuldigd is en niet heeft betaald. De vrouw heeft aangetoond dat zij de betalingen nodig heeft om in haar levensonderhoud en dat van de kinderen te voorzien. De vordering tot betaling van partneralimentatie is echter afgewezen, omdat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar behoefte aan deze alimentatie. De voorzieningenrechter heeft wel bepaald dat de man een voorschot van € 50,= per maand aan kinderalimentatie moet betalen, omdat de kinderen recht hebben op ondersteuning.
De proceskosten zijn voor iedere partij zelf, gezien de omstandigheden van de zaak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ondanks dat er mogelijk een bodemprocedure volgt.