Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Tot slot stelt eiseres dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De staatssecretaris had geoordeeld dat eiseres haar identiteit niet had aangetoond, wat essentieel is voor de beoordeling van haar aanvraag op basis van familieleven volgens artikel 8 van het EVRM. De behandeling van het beroep vond plaats op 24 juni 2020, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en enkele referenten aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiseres geen officiële documenten had overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit. De enkele stelling van eiseres dat zij vanwege haar vlucht uit Eritrea niet in staat was om documenten te overleggen, werd als onvoldoende beschouwd. De rechtbank benadrukte dat er bij minderjarige Eritreeërs geen verwachting is dat zij officiële documenten kunnen overleggen, maar dat er bij eiseres onduidelijkheid bestond over haar leeftijd, wat niet was weggenomen in het beroep.
Eiseres had in beroep een Soedanese arbeidskaart overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat dit document niet meer bij de beoordeling kon worden betrokken, omdat het niet eerder was ingediend. Ook een aanvraagformulier voor DNA-onderzoek werd niet als voldoende bewijs beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond was en dat er geen schending van de hoorplicht was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk, en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2020.