ECLI:NL:RBDHA:2020:6205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4079
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omzettingsvergunning zonder spoedeisend belang

Op 8 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omzettingsvergunning. De vergunninghouder had een vergunning verkregen om een zelfstandige woning om te zetten in onzelfstandige woonruimte voor zes bewoners. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen deze vergunning, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesden dat de vergunninghouder de vergunning zou gebruiken voordat op hun bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat de vergunninghouder had aangegeven geen gebruik te maken van de vergunning totdat op het bezwaar was beslist. Verzoekers twijfelden echter aan de toezegging van de vergunninghouder en voerden aan dat er nog steeds activiteiten plaatsvonden in de woning, wat hun zorgen over de situatie vergrootte. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de vergunninghouder had toegezegd de vergunning niet te gebruiken en de activiteiten die nog plaatsvonden geen onomkeerbare gevolgen hadden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de toezegging van de vergunninghouder en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom moest worden afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, in verband met de coronamaatregelen, en zou later gepubliceerd worden op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4079
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats 1] , verzoekers

tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Yildirim).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde partij] , te [woonplaats 2]

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk)

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een vergunning verleend om de zelfstandige woning [straat] [huisnummer] in [plaats] om te zetten in onzelfstandige woonruimte voor zes bewoners (omzettingsvergunning).
Verzoekers hebben tegen de omzettingsvergunning bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningen-rechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij e-mailbericht van 15 juni 2020 heeft verweerder aan de voorzieningenrechter meegedeeld dat derde-partij heeft aangegeven geen gebruik te zullen maken van de omzettingsvergunning totdat op het bezwaar van verzoekers is beslist.
Verzoekers is verzocht mee te delen of zij hun verzoek om een voorlopige voorziening handhaven en zo ja, wat het spoedeisend belang is.
Bij brief van 18 juni 2020 hebben verzoekers laten weten dat zij het verzoek om een voorlopige voorziening niet intrekken.
Derde-partij heeft hierop bij e-mailbericht van 30 juni 2020 een reactie gegeven.
Daarop hebben verzoekers bij e-mail van 7 juli 2020 gereageerd.

Overwegingen

1. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen - onder meer - indien het verzoek kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Dit betekent, kort gezegd, dat niet gewacht kan worden op de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak, in dit geval de beslissing op het bezwaar.
3. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat het besluit waarbij de omzettingsvergunning is verleend wordt geschorst totdat op hun bezwaar is beslist.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat derde-partij, de vergunninghouder, in zijn e-mailbericht van 15 juni 2020 aan verweerder heeft toegezegd geen gebruik te maken van de omzettingsvergunning totdat op het bezwaar van verzoekers is beslist. In deze toezegging hebben verzoekers geen aanleiding gezien om het verzoek om een voorlopige voorziening in te trekken. Verzoekers achten de enkele toezegging van derde-partij aan verweerder dat hij geen gebruik zal maken van de vergunning tot en met de beslissing op bezwaar onvoldoende waarborg. Daarbij brengen zij naar voren dat niet gezegd is dat derde-partij zijn activiteiten, zoals bijvoorbeeld het verder gebruiksklaar maken van de woningen, het werven van huurders of het afsluiten van huurcontracten, zal staken. Temeer nu er ook na het bezwaar en de toezegging van derde-partij aan verweerder nog dagelijks klusactiviteiten zijn in het huis, hebben verzoekers onvoldoende vertrouwen dat derde-partij zich aan zijn woord zal houden. Verzoekers voelen zich gesterkt met een rechterlijke uitspraak.
In reactie hierop heeft derde-partij bij e-mailbericht van 30 juni 2020 aan de voorzieningenrechter laten weten bereid te zijn om te wachten met het gebruik van de omzettingsvergunning in afwachting van de beslissing op bezwaar. Hij heeft daar aan toegevoegd dat hij niet goed begrijpt waarom verzoekers onverminderd lijken aan te dringen op een procedure, nu in feite al sprake is van overeenstemming.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de toezegging van derde-partij om de woning niet te verhuren zolang nog niet op de bezwaren is beslist. Niet valt in te zien waarom derde-partij die toezegging geen gestand zal doen. Derde-partij zal geen gebruik maken van de omzettingsvergunning in afwachting van de beslissing op bezwaar. Dat is ook wat verzoekers met hun verzoek wilden bereiken. Dat derde-partij de woonruimte gebruiksklaar maakt en eventueel huurders werft, maakt niet dat er wel sprake is van voldoende spoedeisend belang. Deze activiteiten hebben geen onomkeerbare gevolgen.
6. Niettemin heeft de voorzieningenrechter beoordeeld of aanleiding bestaat om ondanks het ontbreken van spoedeisend belang het bestreden besluit te schorsen. Die aanleiding bestaat alleen als heel duidelijk is dat het besluit zodanig onrechtmatig is dat moet worden betwijfeld of deze in de bodemprocedure wel in stand zal blijven. Daarvan is in dit geval geen sprake.
7. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook afwijzen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 8 juli 2020 door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.