ECLI:NL:RBDHA:2020:6203
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel op grond van de IOAW wegens weigering tot arbeidsinschakeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser, die sinds 1 juli 2014 een uitkering ontvangt op basis van de IOAW, kreeg op 15 maart 2019 een maatregel opgelegd van 30% van de bijstandsnorm over de maand april 2018. Dit besluit volgde op een aantal incidenten waarbij de eiser niet verscheen op uitnodigingen voor gesprekken en trajecten die gericht waren op arbeidsinschakeling. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door de eiser.
Tijdens de zitting op 9 juni 2020 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij betwistte dat hij had moeten begrijpen dat de gesprekken met verweerder bedoeld waren om samen naar zijn mogelijkheden te kijken. De rechtbank overwoog dat de eiser voldoende op de hoogte was van de intenties van verweerder, gezien de uitnodigingen en eerdere gesprekken. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had meegewerkt aan de onderzoeken naar zijn arbeidsmogelijkheden, wat in strijd was met zijn verplichtingen onder de IOAW. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde maatregel terecht was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de maatregel rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. L. Arreman-Mos als griffier. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.