Op 8 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen DTS International B.V. en verschillende entiteiten van Samsung. In deze zaak verzocht Samsung c.s. om verbetering en aanvulling van een eerder tussenvonnis van 13 mei 2020, waarin zij meende dat de rechtbank een kennelijke fout had gemaakt door bepaalde beslissingen niet in het dictum op te nemen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een kennelijke fout en dat het verzoek tot aanvulling van het dictum werd afgewezen.
Daarnaast verzocht DTS om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen het tussenvonnis, omdat de geldigheid van hun octrooien in het geding was. De rechtbank overwoog dat er voldoende zwaarwegende redenen waren om van de hoofdregel af te wijken en het verzoek tot openstellen van hoger beroep te honoreren. De rechtbank wees het verzoek van Samsung c.s. om verbetering en aanvulling af, maar stond tussentijds hoger beroep toe.
De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de parkeerrol van 7 april 2021, in afwachting van de uitkomst van de procedure in hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de rechtbank omgaat met verzoeken tot verbetering en de voorwaarden waaronder tussentijds hoger beroep kan worden toegestaan.