ECLI:NL:RBDHA:2020:6166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
C/09/576280 / HA ZA 19-713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering en aanvulling tussenvonnis en openstellen hoger beroep in octrooi- en handelszaak

Op 8 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen DTS International B.V. en verschillende entiteiten van Samsung. In deze zaak verzocht Samsung c.s. om verbetering en aanvulling van een eerder tussenvonnis van 13 mei 2020, waarin zij meende dat de rechtbank een kennelijke fout had gemaakt door bepaalde beslissingen niet in het dictum op te nemen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een kennelijke fout en dat het verzoek tot aanvulling van het dictum werd afgewezen.

Daarnaast verzocht DTS om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen het tussenvonnis, omdat de geldigheid van hun octrooien in het geding was. De rechtbank overwoog dat er voldoende zwaarwegende redenen waren om van de hoofdregel af te wijken en het verzoek tot openstellen van hoger beroep te honoreren. De rechtbank wees het verzoek van Samsung c.s. om verbetering en aanvulling af, maar stond tussentijds hoger beroep toe.

De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de parkeerrol van 7 april 2021, in afwachting van de uitkomst van de procedure in hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de rechtbank omgaat met verzoeken tot verbetering en de voorwaarden waaronder tussentijds hoger beroep kan worden toegestaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis van 8 juli 2020
in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/576280 / HA ZA 19-713 (zaak I) van
DTS INTERNATIONAL B.V.,
te Laren,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.E. Pors te Den Haag,
tegen

1.SAMSUNG ELECTRONICS BENELUX B.V.,

te Delft,
2.
SAMSUNG ELECTRONICS EUROPE LOGISTICS B.V.,
te Rijswijk,
3.
SAMSUNG ELECTRONICS OVERSEAS B.V.,
te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. B.J. Berghuis van Woortman te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/577703 / HA ZA 19-793 (zaak II) van
DTS INTERNATIONAL B.V.,
te Laren,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.E. Pors te Den Haag,
tegen

1.SAMSUNG ELECTRONICS BENELUX B.V.,

te Delft,
2.
SAMSUNG ELECTRONICS EUROPE LOGISTICS B.V.,
te Rijswijk,
3.
SAMSUNG ELECTRONICS OVERSEAS B.V.,
te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. B.J. Berghuis van Woortman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna DTS en Samsung c.s. genoemd worden.

1.Het verzoek tot verbetering en aanvulling

1.1.
Bij brief van 3 juni 2020 is namens Samsung c.s. aan de rechtbank verzocht om verbetering en aanvulling van het op 13 mei 2020 in de zaken I en II gewezen vonnis, in die zin dat een kennelijke fout wordt hersteld in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het vonnis wordt aangevuld op de voet van artikel 32 Rv.
1.2.
Samsung c.s. voert daartoe het volgende aan. Op de reconventionele nietigheidsvordering is zowel in zaak I als zaak II definitief beslist en de rechtbank had die beslissing in het dictum moeten opnemen. Omdat Samsung c.s. in beide procedures in reconventie volledig in het gelijk is gesteld, had de rechtbank DTS in reconventie moeten veroordelen in de kosten ex artikel 1019h Rv. Het feit dat in conventie nog geschilpunten voorliggen waarover de rechtbank nog niet heeft kunnen beslissen, is in dit kader irrelevant. De vorderingen in conventie en die in reconventie zijn afzonderlijke vorderingen en de procedures zijn afzonderlijke procedures, en in casu kunnen de toekomstige beslissingen in conventie ook niet van invloed zijn op de uitkomst in de procedures in reconventie. Dat de nietigheidsbeslissing niet in het dictum is opgenomen, is dan ook een kennelijke fout. Daarnaast heeft de rechtbank nagelaten te beslissen op de door Samsung c.s. gevorderde veroordeling van DTS in de proceskosten in reconventie en in conventie voor wat betreft de vorderingen die zien op het Nederlandse deel van het betreffende Europese octrooi, zodat het vonnis aangevuld moet worden met een proceskostenveroordeling in conventie en reconventie. Ook op de vordering in conventie is gedeeltelijk beslist, nu is geoordeeld dat van inbreuk op de Nederlandse delen van EP 099 en EP 140 geen sprake kan zijn (nu die delen van EP 099 en EP 140 niet geldig zijn). Ook die beslissing is ten onrechte niet in het dictum opgenomen. Het dictum behelst ook in zoverre een kennelijke fout.
1.3.
Bij brief van 4 juni 2020 is namens DTS aan de rechtbank bericht dat DTS tegen inwilliging van het verzoek van Samsung c.s. het volgende bezwaar heeft. Van een kennelijke fout is geen sprake en van een juridische fout evenmin. Het verzoek is ook niet toewijsbaar op de grond van artikel 32 Rv. De rechtbank heeft niet verzuimd te beslissen op een onderdeel van het gevorderde. De rechtbank heeft er immers expliciet voor gekozen om iedere verdere beslissing aan te houden, zodat duidelijk is dat de rechtbank wel degelijk onder ogen heeft gezien dat te zijner tijd nog beslissingen genomen moeten worden, maar zij dat op dit moment nog niet heeft gedaan.

2.De beoordeling van het verzoek tot verbetering en aanvulling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 13 mei 2020 geen sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. In het vonnis van 13 mei 2020 heeft de rechtbank in de beoordeling in conventie en reconventie overwogen dat zij ‘iedere verdere beslissing in beide zaken [zal] aanhouden’. Reeds daarom is er geen sprake van een kennelijke fout door in het dictum niet te beslissen zoals Samsung c.s. thans verzoekt. De rechtbank zal het verzoek tot herstel van een kennelijke fout dan ook afwijzen.
2.2.
Ook het verzoek tot aanvulling van het dictum van het vonnis wordt afgewezen. Uit het feit dat dit vonnis een tussenvonnis is, waarin de beslissing over de proceskosten is aangehouden, volgt al dat er (nog) geen sprake is van de situatie dat de rechtbank heeft verzuimd op alle vorderingen te beslissen.

3.Het verzoek tot het tussentijds openstellen van hoger beroep

3.1.
Bij brief van 4 juni 2020 is namens DTS verzocht hoger beroep tegen het tussenvonnis open te stellen. DTS voert daartoe aan dat het oordeel van de rechtbank dat de Nederlandse delen van EP 140 en EP 099 nietig zijn, ingrijpend voor haar is. Indien geen tussentijds hoger beroep wordt toegestaan, moet DTS ofwel eerst bij de rechters in de (elf) gedesigneerde landen een verklaring voor recht over de geldigheid van die delen van haar octrooien zien te verkrijgen, ofwel – om bij de rechtbank Den Haag door te kunnen procederen – haar inbreukvorderingen voor die landen intrekken (dit zou betekenen dat DTS in een later stadium per land zal moeten gaan procederen, terwijl Samsung c.s. de distributie voor Europa vanuit haar Nederlandse vennootschappen uitvoert). Beide octrooien lopen af op 13 juni 2024, zodat DTS er belang bij heeft in ieder geval ruim voor die datum een nader oordeel te krijgen over de geldigheid van de Nederlandse delen van de octrooien. Daar komt bij dat Samsung c.s. ook oppositie heeft ingesteld tegen beide octrooien, waarin op 7 en 8 december 2020 een mondelinge behandeling bij de oppositiedivisie van het Europees Octrooibureau (EOB) is gepland. Tijdens die procedure wil DTS duidelijk maken aan het EOB, dat zij in beroep is gegaan van (de beoordeling in) het tussenvonnis van de rechtbank.
3.2.
Bij brief van 12 juni 2020 is namens Samsung c.s. bezwaar gemaakt tegen toewijzing van het verzoek van DTS. Samsung c.s. voert daartoe het volgende aan. Het gevolg van toewijzing van het verzoek van DTS zal zijn dat Samsung c.s. voorlopig geen proceskosten toegewezen krijgt, maar DTS wel verder kan procederen. Gezien de financiële positie van DTS wordt het incasso-risico voor Samsung c.s. daardoor steeds groter. Er zijn volgens Samsung c.s. geen bijzondere omstandigheden die het openstellen van tussentijds hoger beroep rechtvaardigen. De door DTS gestelde omstandigheid dat zij anders eerst haar grensoverschrijdende vorderingen dient in te trekken of buitenlandse beslissingen over de geldigheid dient te verkrijgen, is niet een zodanige bijzondere omstandigheid. Dat heeft DTS over zichzelf afgeroepen door grensoverschrijdende vorderingen in te stellen in de wetenschap dat Samsung c.s. een geldigheidsverweer zou voeren en de rechtbank niet over de geldigheid van de buitenlandse delen van de ingeroepen octrooien kan beslissen. DTS heeft overigens een jaar na het aanhangig maken van de Nederlandse procedures nog geen enkele actie ondernomen om in het buitenland een uitspraak te verkrijgen over de geldigheid van de ingeroepen octrooien, terwijl zij al vele maanden bekend is met de betwisting door Samsung c.s. daarvan.
4. De beoordeling van het verzoek tot het tussentijds openstellen van hoger beroep
4.1.
Bij het nemen van de beslissing op het verzoek wordt in aanmerking genomen dat het verzoek ertoe strekt een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel dat hoger beroep van tussenvonnissen slechts is toegestaan tegelijk met het hoger beroep tegen het eindvonnis. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling kan worden afgeleid dat het de bedoeling is om bij het toestaan van tussentijds hoger beroep een grote mate van terughoudendheid te betrachten en dat de beslissing daartoe afhankelijk is van de vraag of in het voorliggende geval sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel rechtvaardigen uit het oogpunt van doelmatigheid.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval voldoende zwaarwegende redenen bestaan om van de hoofdregel af te wijken door tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis open te stellen. De tijdsduur van de schorsing van deze procedures is niet te voorspellen. De schorsing zou kunnen voortduren totdat in alle elf landen waar de octrooien van kracht zijn, is beslist op de geldigheid. Gesteld noch gebleken is dat in een van die landen al een procedure is ingesteld waarin vernietiging van de octrooien door Samsung c.s. en/of derden is gevorderd. Samsung c.s. heeft wel oppositie tegen de octrooien ingesteld bij het EOB, maar het kan ook geruime tijd duren voordat er een definitieve beslissing is in die procedures. Dat het openstellen van tussentijds hoger beroep de procedure zal vertragen, vormt in dit geval dan ook geen reden om van het toestaan daarvan af te zien. Het door Samsung c.s. gestelde incasso-risico ten aanzien van de proceskosten legt daar tegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Dat risico bestaat ten aanzien van de tot nu toe gemaakte proceskosten ook zonder het openstellen van hoger beroep.
4.3.
Gelet op dit een en ander zal de rechtbank het verzoek tot openstellen van tussentijds beroep honoreren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek om verbetering en/of aanvulling van het op 13 mei 2020 tussen DTS en Samsung c.s. gewezen tussenvonnis in zaak I en zaak II af,
5.2.
bepaalt dat van het op 13 mei 2020 tussen DTS en Samsung c.s. in zaak I en zaak II gewezen tussenvonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan;
5.4.
verwijst de zaak hangende het hoger beroep, in afwachting van de uitkomst van de procedure in hoger beroep, naar de parkeerrol van 7 april 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus, mr. J.E. Bierling en mr. H. Meinders en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 8 juli 2020.