Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een verblijfsvergunning regulier voor een Nigeriaanse eiser die zich had aangemeld als slachtoffer van mensenhandel. De eiser had op 8 mei 2019 een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 augustus 2019 niet in behandeling werd genomen. Na het indienen van een aangifte van mensenhandel op 4 november 2019, werd deze aangifte door de staatssecretaris aangemerkt als een aanvraag voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Echter, op basis van een brief van het Openbaar Ministerie, waarin werd gesteld dat de aangifte niet tot een strafrechtelijk onderzoek zou leiden, werd de aanvraag afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag voor de verblijfsvergunning af te wijzen, omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank benadrukte dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning, omdat er geen strafrechtelijk onderzoek of gerechtelijke procedure aan de aangifte was verbonden. De rechtbank volgde ook het beleid van de staatssecretaris, dat voorschrijft dat een verblijfsvergunning pas kan worden verleend na bevestiging van het OM dat de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk is voor het onderzoek naar mensenhandel.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.