ECLI:NL:RBDHA:2020:6012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
NL20.7775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening in het licht van medische zorg en coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen. Eiser, die eerder asielaanvragen in Duitsland had ingediend, stelde dat hij niet kon worden overgedragen aan Duitsland vanwege zijn psychische klachten en de druk op de medische zorg door de coronasituatie. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris geen aanleiding had om een nieuw BMA-advies op te vragen, omdat eiser geen actuele medische stukken had ingediend ter onderbouwing van zijn situatie. De rechtbank concludeerde dat de uitbraak van het coronavirus geen beletsel vormde voor de overdracht aan Duitsland, aangezien de medische voorzieningen daar vergelijkbaar zouden zijn met die in Nederland. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de beslissing zorgvuldig was genomen en voldoende gemotiveerd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.7775
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K.H.A.M. Elias).

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. van Nieuwenhoven. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. Eiser heeft twee keer in Duitsland een asielaanvraag ingediend. Op 13 december 2011 en op 20 juni 2017. Vervolgens is eiser naar Nederland gekomen en heeft hier op
12 april 2019 een asielaanvraag ingediend. Voordat verweerder hier op heeft beslist, heeft hij het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd of eiser – medisch gezien – kan reizen. Op 29 augustus 2019 heeft het BMA een advies uitbracht waaruit volgt dat eiser kan reizen, mits hij wordt begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige. Vervolgens heeft verweerder besloten de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, omdat op grond van de Dublinverordening1 Duitsland daarvoor verantwoordelijk is. Eiser heeft deze beslissing aangevochten tot aan de hoogste bestuursrechter, maar kreeg geen gelijk. Op
29 oktober 2019 is eiser overgedragen aan Duitsland.
1. Verordening (EU) nr. 604/2013
2. Eiser is naar Nederland teruggekomen en heeft op 7 december 2019 een nieuwe asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft ook die asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat op grond van de Dublinverordening Duitsland hiervoor verantwoordelijk is.

Standpunt eiser

3. Eiser voert aan dat hij niet kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser heeft psychische klachten, is suïcidaal en heeft medische zorg nodig. Volgens eiser baseert verweerder het bestreden besluit op het BMA-advies van 29 augustus 2019, maar vanwege de uitbraak van het Corona-virus kan hier niet zomaar vanuit worden gegaan. De medische zorg in Duitsland staat namelijk onder druk. Verweerder had het BMA dan ook om een nieuw advies moeten vragen en moeten laten onderzoeken of eiser in Duitsland op dit moment de benodigde medische zorg kan krijgen. Daarbij doet eiser een beroep op het arrest C.K tegen Slovenië2.

Standpunt verweerder

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij geen nieuw BMA-advies hoeft op te vragen. Eiser heeft geen stukken ingediend dat hij medische zorg nodig heeft of onder behandeling staat. Daar merkt verweerder bij op dat hij slechts uit zorgvuldigheid in het bestreden besluit heeft verwezen naar het BMA-advies van 29 augustus 2019. Het is niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd, aldus verweerder. Verder zegt verweerder dat de uitbraak van het Corona-virus een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. Hij verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 april 20203. Verder merkt verweerder op dat hij op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat de medische voorzieningen in Duitsland vergelijkbaar zijn met die in Nederland. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit niet zo is.

Oordeel rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om een nieuw BMA-advies op te vragen. Zoals verweerder stelt, heeft eiser in deze procedure geen stukken ingediend ter onderbouwing van zijn medische situatie. Het is dus niet duidelijk of hij op dit moment medische zorg nodig heeft of onder medische behandeling staat. Dat hij deze stukken in de vorige procedure wel heeft ingediend – en verweerder toen aanleiding zag om en BMA-advies op te vragen – betekent niet dat van die situatie moet worden uitgegaan. Het is namelijk niet ondenkbaar dat eisers medische situatie is veranderd. Zonder actuele stukken valt hier niets over te zeggen en dan hoeft verweerder geen BMA- advies op te vragen. De uitbraak van het Corona-virus geeft geen aanleiding voor een andere conclusie. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd dat door de uitbraak van het Corona-virus hij in Duitsland niet de zorg kan krijgen die hij stelt nodig te hebben. Daarom heeft verweerder zich met verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt
2 Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017 (ECLI:EU:C:2017:127).
mogen stellen dat de medische voorzieningen in Duitsland vergelijkbaar kunnen worden gevonden met die in Nederland. Verder heeft eiser zijn beroep op het arrest C.K. tegen Slovenië niet onderbouwd. Hij heeft niet onderbouwd dat zijn medische situatie aanzienlijk en onomkeerbaar zal verslechteren door de overdracht zelf en dat een medische overdracht noodzakelijk is. Daar komt bij dat verweerder in de vorige asielprocedure in het kader van het arrest C.K. tegen Slovenië een BMA-advies heeft opgevraagd en dat hierin reisvoorwaarden zijn gesteld en verweerder zekerheidshalve die voorwaarden nu nog volgt.
6. Verder heeft de ABRvS in de uitspraak van 8 april 2020 geoordeeld dat de uitbraak van het Corona-virus een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. Het maakt de vaststelling van Duitsland als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, eiser in beginsel alsnog kan worden overgedragen.

Eindconclusie

7. Eisers gronden slagen niet. Het besluit is zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende gemotiveerd. Verweerder heeft de asielaanvraag dan ook niet in behandeling hoeven nemen, omdat Duitsland hiervoor verantwoordelijk is.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar
uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
25 juni 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.