ECLI:NL:RBDHA:2020:5958
Rechtbank Den Haag
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K. van der Heijden, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 9 juni 2020 trok verzoeker deze voorlopige voorziening in, maar vroeg de voorzieningenrechter om verweerder te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder op 29 juni 2020 heeft gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld en is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van tegemoetkomen door verweerder, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Verweerder had de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit niet opgeschort en had ook geen voorlopige maatregel getroffen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.