ECLI:NL:RBDHA:2020:5958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
NL20.6742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K. van der Heijden, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 9 juni 2020 trok verzoeker deze voorlopige voorziening in, maar vroeg de voorzieningenrechter om verweerder te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder op 29 juni 2020 heeft gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld en is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van tegemoetkomen door verweerder, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Verweerder had de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit niet opgeschort en had ook geen voorlopige maatregel getroffen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Noord-Holland
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.6742

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. van der Heijden).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL20.6741). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter op 9 juni 2020 bericht dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de verzochte voorlopige voorziening. Daarbij verzoekt verweerder ook om de behandeling van het beroep aan te houden.
Op 9 juni 2020 heeft verzoeker de verzochte voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft bij brief van 24 juni 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren.
Verweerder heeft op 29 juni 2020 hierop gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb (dat krachtens artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard in voorlopige voorzieningsprocedures) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank, in geval van intrekking van het verzoek omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten veroordelen, indien daarom tegelijk met de intrekking van het verzoekschrift is verzocht.
3. Bij de overeenkomstige toepassing van artikel 8:75a van de Awb in een voorlopige voorziening procedure dient de vraag of sprake is van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen in de eerste plaats te worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel hangende de bezwaar- of (hoger)beroepsprocedure. Aldus wordt geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen in de zin van dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voorlopig opschort, dan wel de gevraagde voorlopige maatregel verricht, waardoor onevenredig nadeel wordt voorkomen (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930).
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in deze situatie geen sprake is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Verweerder heeft immers de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit niet opgeschort en heeft ook de gevraagde maatregel niet getroffen. Verweerder heeft enkel aangegeven zich tegen een toewijzing van het verzoek door de voorzieningenrechter niet te verzetten. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.