ECLI:NL:RBDHA:2020:5898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
NL20.7181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen overdrachtsbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met betrekking tot de overdracht aan Frankrijk

Op 22 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. L. Rog. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een overdrachtsbesluit van 18 maart 2020, waarin werd aangegeven dat hij aan de autoriteiten van Frankrijk zou worden overgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen toestemming hebben gegeven om de zaak buiten zitting af te doen, waardoor het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven.

Eiser stelt dat hij de Soedanese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1993. De Staatssecretaris heeft het overdrachtsbesluit gebaseerd op de instemming van de Franse autoriteiten op 18 maart 2020, na een verzoek op 11 maart 2020. Echter, uit een brief van de Staatssecretaris van 8 mei 2020 blijkt dat de overdracht niet kan plaatsvinden omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 16 juni 2020 verklaard geen contact meer te hebben met eiser.

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Gezien de omstandigheden, waaronder het vertrek van eiser met onbekende bestemming en het ontbreken van contact met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de behandeling van zijn beroep. Hierdoor heeft eiser geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.7181
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Rog).

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2020 (overdrachtsbesluit) heeft verweerder eiser te kennen gegeven dat hij aan de autoriteiten van Frankrijk zal worden overgedragen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Omdat beide partijen op voorhand toestemming hebben gegeven om de zaak buiten zitting af te doen, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eiser stelt dat hij de Soedanese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1993.
Verweerder heeft aan het overdrachtsbesluit ten grondslag gelegd dat de Franse autoriteiten op 11 maart 2020 zijn gevraagd eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening EU Nr. 604/2013 (Dublinverordening) en dat zij hiermee op 18 maart 2020 hebben ingestemd.
De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Uit de brief van verweerder van 8 mei 2020 blijkt dat de overdracht aan Frankrijk niet kan plaatsvinden, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Bij bericht van 16 juni 2020 heeft de gemachtigde van eiser verklaard geen contact meer te hebben met eiser.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), onder meer van 22 januari 20141, blijkt dat, indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op behandeling van het door hem ingestelde beroep tegen de beslissing van verweerder van 18 maart 2020. Aldus heeft eiser geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep. Het beroep is niet-ontvankelijk
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
22 juni 2020

Documentcode: DSR11948290

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.