ECLI:NL:RBDHA:2020:5797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
09/767483-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Smishing fraude en witwassen met valse sleutels en geautomatiseerde systemen

Op 29 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van smishing fraude, oplichting, diefstal met valse sleutel, inbraak in een geautomatiseerd systeem en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1991 en gedetineerd in Alphen aan den Rijn, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Th. Nooitgedagt. Tijdens de zittingen op 23 april en 15 juni 2020 heeft de officier van justitie, mr. K. Hermans, gevorderd tot een gevangenisstraf van 42 maanden en onttrekking aan het verkeer van bepaalde voorwerpen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het verkrijgen van toegang tot bankrekeningen van slachtoffers door middel van valse hoedanigheden en het witwassen van geldbedragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de meeste ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het feit van witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verhullen van de herkomst van geldbedragen, die hij wist afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige feiten, omdat de bewijsvoering niet overtuigend was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 161 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij, de [naam bank], niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen smartphone, die mogelijk gebruikt was voor het plegen van de strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767483-19
Datum uitspraak: 29 juni 2020
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘Alphen aan den Rijn’, locatie Eikenlaan te Alphen aan den Rijn.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 23 april 2020 (pro forma) en 15 juni 2020 (inhoudelijk).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Th. Nooitgedagt, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. K. Hermans heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, subsidiair dat dit voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 juni 2020 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

De tenlasteleggingAan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting van 15 juni 2020 - ten laste gelegd dat:

l.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 september 2018 tot en met 4 juni 2019 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [benadeelde 1] en/of
  • [benadeelde 2] /of
  • [benadeelde 3] en/of
  • [benadeelde 4] /of
  • [benadeelde 5] en/of
  • [benadeelde 6] ,
althans één of meerdere personen,heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- rekeninggegevens en/of
- pincode en/of
- verificatiecode en/of
- de (inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) van/voor het (internet)bankieren bij de [naam bank],
door - zakelijk weergegeven - aan voornoemde
(rechts)perso(o)nen een (SMS-)bericht te sturen, waarin verdachte en/of zijn mededader(s) zich voordeed / voordeden als zijnde de [naam bank] bank, waarbij in dat (SMS-)bericht een URL was opgenomen waarmee, na het klikken op die URL, personen werden doorgeleid naar een op site waar zij zijn bewogen tot afgifte
van gegevens waarmee kon worden ingelogd in de account van de ([naam bank]) bank;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 september 2018 tot en met 4 juni 2019 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een
geautomatiseerd werk of in een deel daarvan, te weten server(s) van de (beveiligde) internetbankieren omgeving van de [naam bank] bank, althans een deel daarvan, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de toegang tot de geautomatiseerde werken heeft/hebben verworven met behulp van (een) valse sleutel(s),
- te weten de (inlog)gegevens voor het internetbankieren (te weten de gebruikersnaam en/of het wachtwoord) van/bij de [naam bank] bank en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten als zijnde een of meer geautoriseerde [naam bank] klant(en);
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 september 2018 tot en met 4 juni 2019 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, meermalen, althans éénmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1] (€44.730,-), [benadeelde 2] (€ 40.000,-), [benadeelde 3] (€ 25.851,36), [benadeelde 4] (€ 18.577,06,-), [benadeelde 5] (€ 5.000,-) en/of [benadeelde 6] (€ 1.275,10), althans één of meerdere klanten van de [naam bank],
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen,
- zich (telkens) toegang verschaft tot de [naam bank] (internet)bankrekening(en)
van[benadeelde 1] ,
[benadeelde 2], [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] ,
althans van één of meerdere [naam bank] klanten, met gebruikmaking van aan deze klanten toebehorende (inlog)gegevens,
- waarna verdachte en/of zijn mededader(s) één of meerdere geldbedrag(en) van de bankrekening(en) van voornoemde klanten, heeft overgemaakt naar één of meerdere bankrekening(en) van (een) derde(n), en/of (vervolgens) deze/dit geldbedrag(en) met behulp van één of meerdere betaalautoma(a)t(en) heeft/hebben opgenomen/gepind;
4.
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2018 tot en met 4 juni 2019 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
a. a) van een voorwerp, te weten één of meer geldbedragen van in totaal EUR
133.280,41de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was
en/of
b) een voorwerp, te weten één of meer geldbedragen van in totaal EUR
133.280,41heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of omgezet of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig -eigen- misdrijf;
5.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juni 2019 tot en met 24 januari 2020 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen,
a.
a) van één of meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal EUR 2.468,- ( [nummer 1] ) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 21.384,- ( [nummer 2] ) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 36.203,73 ( [nummer 3] )
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen
of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was
en/of
b) één of meerdere voorwerpen
- een geldbedrag van in totaal EUR 2.468,- ( [nummer 1] ) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 21.384,- ( [nummer 2] ) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 36.203,73 ( [nummer 3] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of omgezet of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig -eigen- misdrijf;

6.

Hij, in de periode van 5 september 2018 tot en met 4 juni 2019 te Rijswijk, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, gericht tegen (klanten van) de [naam bank] bank, namelijk

- oplichting en/of poging oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht en/of 45 Wetboek van Strafrecht)
- het voorhanden hebben van een computerwachtwoord, toegangscode of daarmee vergelijkbaar gegeven, waardoor toegang kan worden verkregen tot (een) (gedeelte van een) geautomatiseerd werk(en) (artikel 139d en/of 350d Wetboek van Strafrecht) en/of
- computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) en/of
- diefstal met een valse sleutel (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) en/of
- witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht).

Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft hier - kort gezegd - aan ten grondslag gelegd dat uit het dossier volgt dat er concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte zich bezig houdt met smishing en hiertoe feitelijke handelingen verricht, maar dat deze aanwijzingen in overwegende mate - zo niet uitsluitend - zien op (strafbaar) handelen van de verdachte na de ten laste gelegde periode.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde feit 5 heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 15 juni 2019 tot en met 24 januari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen van
- een geldbedrag van in totaal EUR 2.468,- [nummer 1] en
- een geldbedrag van in totaal EUR 21.384,- ( [nummer 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 30.166,73 ( [nummer 3] )
de herkomst heeft verhuld, dan wel heeft verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was
en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 2.450,- [nummer 1] en
- een geldbedrag van in totaal EUR 18.500,- ( [nummer 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 9.838,73 ( [nummer 3] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of omgezet of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig -eigen- misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen, door bankrekeningen - waaronder zijn eigen rekening - beschikbaar te stellen voor weggesluisd geld en dit geld vervolgens vrijwel direct van die rekeningen op te nemen. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Daarnaast draagt witwassen bij aan de instandhouding van criminaliteit, door onderliggende strafbare feiten af te dekken en de mogelijkheid van geldelijke beloning voor die strafbare feiten te realiseren. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij hieraan een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd, zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 15 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De aard en ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit, rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de overige feiten die hem ten laste zijn gelegd en komt daardoor tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie. Hierdoor zal zij aan de verdachte een lagere gevangenisstraf opleggen dan geëist. De rechtbank zoekt bij de bepaling van de duur van de detentie aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin als uitgangspunt voor het witwassen van een bedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- een gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden wordt genoemd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor het bewezen verklaarde een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

De vordering van de benadeelde partij

De [naam bank] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en vordert een schadevergoeding van € 125.982.62, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de [naam bank] zich niet tijdig als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd, nu voeging ter terechtzitting ingevolge artikel 51g, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering uiterlijk voor het requisitoir dient te geschieden. Nu de vordering aan het einde van het requisitoir is ingediend, zal de rechtbank de [naam bank] niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op nihil.

Het inbeslaggenomen voorwerp

De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Het betreft een smartphone, waarop naast de applicatie Telegram onder meer bestanden met grote hoeveelheden persoonsgegevens, pincodes en rekeningnummers zijn aangetroffen. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36b, 36d, 57, 63, 420bis, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

witwassen, meermalen gepleegd;

en

eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 161 (honderdeenenzestig) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten: een telefoontoestel van het merk Apple, type iPhone 10 (kl: zwart).
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. H.A.G. Nijman, rechter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Lockhorst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2020.