In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar drie minderjarige kinderen naar een andere gemeente. De moeder, die recentelijk is gehuwd, stelt dat de verhuizing noodzakelijk is om haar gezinsleven met haar nieuwe partner te kunnen vormgeven. De vader van de kinderen verzet zich tegen de verhuizing en stelt dat dit een onaanvaardbare inbreuk zal maken op zijn contact met de kinderen. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen. De rechtbank overweegt dat de moeder tijdens en na het huwelijk de hoofdverzorger van de kinderen is geweest en dat de kinderen relatief jong en flexibel zijn, waardoor zij in staat zouden moeten zijn om zich aan te passen aan een nieuwe woonomgeving. De rechtbank concludeert dat de verhuizing in het belang van de kinderen kan worden geacht, ondanks de bezwaren van de vader. De rechtbank verleent toestemming aan de moeder om met de kinderen te verhuizen en verwijst beide ouders naar mediation om de zorgregeling na de verhuizing te bespreken.