Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2020 in de zaak tussen
[eiseres] te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft het bezwaar gericht tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard. Verweerders standpunt ten aanzien van primair besluit I berust er op dat eiseres de gevraagde gegevens niet heeft ingeleverd en dat zij ook geen contact heeft opgenomen om hierover opheldering te verschaffen. Ook tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres geen gegevens ingeleverd, terwijl zij in redelijkheid daarover kon beschikken. Verweerder kon hierdoor het recht op bijstand vanaf 1 april 2019 niet vaststellen. Ten aanzien van primair besluit II stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres geen melding heeft gemaakt van de arbeidsovereenkomst met café restaurant [X] en dat zij per 23 juli 2018 als leidinggevende aan het werk is gegaan bij dit café restaurant. Ook heeft eiseres in bezwaar hierover geen openheid van zaken gegeven en heeft zij geen inzage geboden in de gevraagde bankafschriften. Als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting kon per 23 juli 2018 het recht op bijstand van eiseres niet langer worden vastgesteld.