In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Ivoriaanse vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij niet naar Spanje kan terugkeren vanwege bedreigingen door de kapitein van het smokkelschip en zijn bemanning, en dat zij daar geen bescherming kan krijgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Eiseres heeft geen concrete aanwijzingen aangedragen dat zij in Spanje niet de benodigde hulp zal krijgen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de situatie rondom het coronavirus in Spanje niet voldoende is om te concluderen dat terugzending naar Spanje een onevenredige hardheid zou betekenen. De rechtbank heeft verweerder in zijn besluit gevolgd, waarbij is opgemerkt dat de overdracht van eiseres aan Spanje nog steeds mogelijk is zodra de tijdelijke beletselen door COVID-19 zijn opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres kennelijk ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.