ECLI:NL:RBDHA:2020:5520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
AWB 19/7158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsdocument EU/EER na ondertekening vertrekverklaring IOM

Op 9 mei 2018 heeft eiser, een Surinaamse man, een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER om bij zijn kinderen in Nederland te kunnen verblijven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 30 januari 2019 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 26 augustus 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op 16 juni 2020 uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser op 24 januari 2019, met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), naar Suriname is vertrokken en daarbij een vertrekverklaring heeft ondertekend. In deze verklaring verklaarde eiser dat hij instemde met het beëindigen van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel. De rechtbank concludeert dat eiser door het ondertekenen van deze verklaring zijn aanvraag voor een verblijfsdocument heeft ingetrokken, waardoor hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Eiser heeft aangevoerd dat de verklaring alleen betrekking kan hebben op procedures die op dat moment aanhangig waren, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] alias [alias] ,geboren op [1980] , van Surinaamse nationaliteit, eiser,
V-nummer [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 9 mei 2018 heeft eiser een aanvraag ingediend voor afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Eiser wil verblijven bij zijn kinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben.
Bij besluit van 30 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar ingediend.
Bij besluit van 26 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek heden,
vóór het doen van de uitspraak, gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft daarvoor een verklaring over zijn inkomen en vermogen overgelegd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 24 januari 2019 is eiser, met ondersteuning van de internationale organisatie voor migratie (IOM), vertrokken naar Suriname. Eiser heeft hierbij een vertrekverklaring van het IOM ondertekend. Hierin staat onder meer: ‘Met de ondertekening van deze verklaring, verklaar ik het volgende’ en ‘Ik stem ermee in dat nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd / mijn verblijfsvergunning wordt ingetrokken’.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling van het bezwaar, omdat de procedure ter verkrijging van een verblijfdocument EU/EER is ingetrokken. Verweerder heeft toegelicht dat de registratie van de vertrekverklaring bij verweerder en het nemen van het primaire besluit elkaar hebben gekruist. Het primaire besluit is onbevoegd genomen.
4. Eiser vindt dat de verklaring, die is ondertekend op 24 januari 2019, alleen betrekking kan hebben op procedures die op dat moment aanhangig waren. De verklaring kan dus niet zien op het primaire besluit. Verder vindt eiser dat hij wel belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit omdat hij wil voorkomen dat het primaire besluit in rechte vast komt te staan. Hij is nog steeds voornemens om terug te keren naar Nederland en hij wil dat zijn rechten als (mede) verzorgend ouder van een EU-burger alsnog worden vastgesteld.
5. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de door eiser ondertekende verklaring van de IOM van 24 januari 2019 dat eiser op die datum de op dat moment lopende procedures ter verkrijging van een verblijfsvergunning heeft ingetrokken. Eiser heeft hiermee zijn aanvraag van 9 mei 2018 ingetrokken. Anders dan eiser stelt, kan uit de vertrekverklaring worden afgeleid dat eiser niet langer belang hecht aan het verkrijgen van een verblijfsvergunning in Nederland [1] . Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 16 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2930.