ECLI:NL:RBDHA:2020:5520
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsdocument EU/EER na ondertekening vertrekverklaring IOM
Op 9 mei 2018 heeft eiser, een Surinaamse man, een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER om bij zijn kinderen in Nederland te kunnen verblijven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 30 januari 2019 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 26 augustus 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op 16 juni 2020 uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser op 24 januari 2019, met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), naar Suriname is vertrokken en daarbij een vertrekverklaring heeft ondertekend. In deze verklaring verklaarde eiser dat hij instemde met het beëindigen van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel. De rechtbank concludeert dat eiser door het ondertekenen van deze verklaring zijn aanvraag voor een verblijfsdocument heeft ingetrokken, waardoor hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Eiser heeft aangevoerd dat de verklaring alleen betrekking kan hebben op procedures die op dat moment aanhangig waren, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.