3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Op 16 november 2019 bevonden de beide slachtoffers in deze zaak, hierna telkens te noemen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zich tezamen met de verdachte in de woning van [slachtoffer 1] , gelegen te Den Haag. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten op de bank televisie te kijken. De verdachte was elders in dezelfde ruimte.
[slachtoffer 1]heeft verklaard dat hij de verdachte achter zich hoorde schreeuwen waarna hij opeens vanuit het niets 17 keer werd gestoken door de verdachte met een mes van ongeveer 30 centimeter groot.
Uit de letselbeschrijving van de GGD blijkt onder meer dat bij [slachtoffer 1] (naast andere ernstige verwondingen) meerdere steekwonden van hoofd, hals en borst zijn waargenomen. De punt van het mes is door de schedel heen gedrongen, waarna de punt van het mes is afgebroken en in de schedel is achtergebleven.
[slachtoffer 2]heeft verklaard dat de verdachte de avond ervoor een mes heeft laten zien aan [slachtoffer 1] Het mes was best wel groot en inklapbaar.
[slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat hij en [slachtoffer 1] op de bank zaten en dat de verdachte niet bij hen op de bank wilde zitten maar aan de keukentafel. De verdachte heeft nog tien minuten achter hen gestaan. Daarna pakte hij zijn zakmes en klapte deze uit. Het was hetzelfde mes als dat van de avond ervoor. Na ongeveer vijf minuten begon de verdachte, uit het niets, met het mes op [slachtoffer 1] in te slaan.[slachtoffer 1] begon te bloeden. [slachtoffer 1] stond op en probeerde te vluchten. Beiden vielen op de grond. De verdachte bleef op [slachtoffer 1] insteken. Voor [slachtoffer 2] gevoel wel 20 keer. [slachtoffer 1] stond op en wilde het huis uit vluchten. De verdachte stond ook op en bleef maar steken en beiden bleven schreeuwen.
[slachtoffer 2] is de slaapkamer in gerend en na ongeveer 10 seconden zag hij dat de slaapkamerdeur werd opengedaan. Met al zijn kracht heeft hij de deur weer dichtgeduwd.
[slachtoffer 2] bemerkte pas later dat hij op zijn rechterbeen een snee van ongeveer 4 à 5 centimeter heeft en denkt dat het ook van het mes van de verdachte komt, omdat hij niet zou weten waar het anders vandaan komt. Hij heeft verklaard dat het mes van de verdachte langs zijn been is gegaan. Hij heeft wel wat klappen gehad van de verdachte toen deze [slachtoffer 1] aanviel. De verdachte gaf hem met de onderkant van het mes 2 of 3 klappen op zijn hoofd.
De verdachteheeft bekend dat hij [slachtoffer 1] heeft gestoken met een mes.Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat hij hem (ook) heeft geraakt, maar dat dit blijkbaar per ongeluk is gebeurd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen niet anders dan kan worden geconcludeerd dat de snee op het been van [slachtoffer 2] door de verdachte is toegebracht. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt verder ondersteund door DNA-onderzoek. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat er een match is tussen aangetroffen bloed op de slaapkamerdeur en afgenomen DNA van de verdachte, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte achter [slachtoffer 2] is aangegaan en de slaapkamer probeerde in te komen.
Op grond van bovenstaande is vast komen te staan dat de verdachte zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft gestoken met een mes. Voorts heeft hij [slachtoffer 2] meermalen met de achterzijde van een mes op het hoofd geslagen.
Opzet
De verdachte heeft steeds verklaard dat hij [slachtoffer 1] niet wilde doden en zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij hem juist daarom niet in de nek heeft gestoken. Hoewel er wel aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn voor boos opzet (de verdachte bleef bijvoorbeeld maar doorsteken, ook nadat beiden op de grond waren terechtgekomen en weer waren opgestaan) acht de rechtbank deze aanwijzingen onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken met boos opzet op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank wijst ook op de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer 1] niet in zijn nek wilde steken omdat hij dan dood zou gaan Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] pijn wilde doen op een wrede wijze. Het hoofd van [slachtoffer 1] was het dichtste bij en daarom stak de verdachte [slachtoffer 1] in zijn hoofd.
Echter is er naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van
voorwaardelijkopzet op de dood van [slachtoffer 1] . Om te kunnen spreken van voorwaardelijk opzet moet er ten eerste sprake zijn van een aanmerkelijke kans dat de dood intreedt door het handelen van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. De verdachte heeft met zijn mes met kracht gestoken in het hoofd, de hals en de borst van [slachtoffer 1] , waar zich bij uitstek vitale organen bevinden. [slachtoffer 1] heeft daarnaast door de aanval van de verdachte nog veel meer ernstige verwondingen opgelopen en hij moest als gevolg van al zijn verwondingen direct geopereerd worden. Hij heeft enige tijd op de afdeling intensive care moeten verblijven. Hij heeft erg veel geluk gehad dat hij het heeft overleefd. De handelingen van de verdachte maken dat vastgesteld kan worden dat de aanmerkelijke kans op de dood meer dan voldoende aanwezig is geweest.
Daarnaast moet worden beoordeeld of de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan deze aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Ook deze vraag kan bevestigend worden beantwoord. Immers, de verdachte heeft niet éénmaal maar ongeveer 12 tot 17 maal gestoken en zelfs met dusdanige kracht dat een stukje van zijn mes is afgebroken en deze mespunt in het hoofd van [slachtoffer 1] is achtergebleven. Hij bleef dus maar doorgaan met zijn handelingen.
Voorbedachte raad
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of sprake is geweest van voorbedachte raad bij de verdachte. De rechtbank overweegt dat, wil de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord bewezen kunnen worden verklaard, vast moet komen te staan dat de verdachte zich enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat daarbij om de weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval.
Of voorbedachte raad dus bewezen kan worden, hangt sterk af van die gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Ten eerste verwijst de rechtbank naar de hierboven genoemde verklaring van [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat de verdachte tien minuten achter hen heeft gestaan en het na het uitklappen van het mes nog eens vijf minuten duurde tot de verdachte op [slachtoffer 1] begon in te slaan en het incident dus een aanvang nam.
Ook acht de rechtbank de eigen verklaringen van de verdachte bij de politie relevant.
Hij heeft over de tijdsspanne voorafgaand aan het incident verklaard:
”Ik heb er lang mee gewacht. Ik was vaak heen en weer gelopen, maar toch weer gaan zitten. Ik had zoiets nog nooit gedaan”.
”Ik dacht: dit gaat me niet lukken. Dit is niet het moment.”
”Ik dacht: nu moet ik het doen, anders doe ik het nooit. Toen stak ik hem in zijn hoofd. Ik had me van tevoren al wel bedacht dat het een flink gevecht kon worden”.
Maar voor je [slachtoffer 1] had gestoken, wist je al dat je hem wilde steken?:”in het laatste uurtje eigenlijk”.
Op de vraag:
eerder vertelde je dat je een paar keer heen en weer liep en weer op een stoel ging zitten. Wat ging er toen door je heen?Toen dacht ik: “dit gaat mij niet lukken”
Wat ging jou niet lukken?:“dat ik hem ging steken”.
Op welk moment besloot je het mes te gebruiken tegen hem? “Het laatste halfuurtje. Ik dacht er toen aan om het mes te gebruiken. Ik ben steeds achter hem gaan staan en weer gaan zitten. Het laatste kwartier zat het mij hoog.”
Je zei: ”ik ben al een paar keer achter hem gaan staan”.“Ik denk dat dit een kwartier of 20 minuten heeft geduurd. Ik ben denk ik een stuk of 6 keer achter hem gaan staan. Ik dacht elke keer: ”als ik het nu niet doe dan, dan stopt het nooit”. Ik zat continu in twijfel.”
Wat bedoel je met ”als ik het nu niet doe”?“Het steken. Ik wilde hem uit mijn leven hebben.”
Wat deed jij met je mes tijdens de keren dat je achter [slachtoffer 1] stond? “Ik heb een paar keer mee in mijn handen gestaan en open geklapt. Ik besloot dan toch om het niet te doen en stopte het mes weer terug in mijn zaak.”
Wat wilde je raken?:“Ik stond erachter en ik dacht: ik steek hem.”
De rechtbank neemt ten slotte in aanmerking dat de verdachte het mes al enkele weken eerder had gekocht. Hoewel hij wist dat het verboden was om een dergelijk mes bij zich te dragen nam hij het toch mee naar [slachtoffer 1] .
De rechtbank overweegt dat uit al deze verklaringen en handelingen van de verdachte volgt dat de verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden en dit ook daadwerkelijk heeft gedaan, alvorens toe te slaan. Hij heeft voldoende gelegenheid gehad en genomen om na te denken over de betekenis en de gevolgen van wat hij zou gaan doen. De verklaring van de verdachte zelf dat hij in een gemoedsopwelling heeft gehandeld strookt dan ook niet met zijn eigen uitlatingen in het eerste en het tweede verhoor (op 18 respectievelijk 29 november 2019) na het incident zoals hierboven geschetst.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Contra-indicaties heeft de rechtbank niet aangetroffen. Er was weliswaar sprake van een vrij korte tijdsspanne tussen het besluit en de uitvoering daarvan maar de besluitvorming en uitvoering hebben niet in een plotselinge hevige drift plaatsgevonden.
Feit 2
Zoals hierboven overwogen staat voor de rechtbank vast dat de verwonding aan het been van [slachtoffer 2] door de verdachte is toegebracht. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij meermalen door de verdachte is geslagen op het hoofd. Er is dus sprake van mishandeling van [slachtoffer 2] door de verdachte. De vraag waar de rechtbank vervolgens voor staat is of het handelen van de verdachte moet worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] .
Opzet
Wil er sprake zijn van een poging tot zware mishandeling, dan moet sprake zijn van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar letsel oploopt door het handelen van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is. De agressie van de verdachte was vooral gericht op [slachtoffer 1] waarbij [slachtoffer 2] incidenteel werd belaagd en is verwond aan zijn scheenbeen en meermalen met de achterzijde van het mes op zijn hoofd is geslagen. Dat [slachtoffer 2] door dit handelen zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen volgt niet uit het dossier.
De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot moord op [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2] .