Op 15 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak van een vreemdeling wiens opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) was beëindigd. De vreemdeling had op 17 december 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was op 13 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard omdat hij in een andere EU-lidstaat internationale bescherming geniet. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om zijn opvang te hervatten totdat er een beslissing op zijn verzoek om voorlopige voorziening was genomen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, waardoor uitspraak zonder zitting kon worden gedaan. De rechter stelde vast dat de vreemdeling rechtmatig verblijf had in Nederland totdat op het verzoek om voorlopige voorziening was beslist. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe en bepaalde dat het COa de opvang en verstrekkingen van de vreemdeling moest hervatten. Tevens werd het COa veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op € 525,–.
De uitspraak benadrukt de rechten van asielzoekers in afwachting van een beslissing op hun verzoek om een verblijfsvergunning en de noodzaak van opvang in dergelijke situaties. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vreemdeling, ondanks de niet-ontvankelijkheid van zijn asielaanvraag, recht had op opvang totdat er een definitieve uitspraak was gedaan op zijn verzoek om voorlopige voorziening.