ECLI:NL:RBDHA:2020:5292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van nummeraanduiding van een adres in Den Haag

Op 15 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over de intrekking van de nummeraanduiding van een adres in Den Haag. Eiseres, eigenaar van twee panden, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 19 november 2018 de nummeraanduiding van het adres [weg] [huisnummer 1] had ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet Bag), waarbij werd gesteld dat de ingang van het pand niet voor een zelfstandig verblijfsobject werd gebruikt en er geen sprake was van twee functioneel zelfstandige panden.

Eiseres voerde aan dat de intrekking onterecht was, omdat de doorgang tussen de panden niet altijd toegankelijk was en dat hulpdiensten de juiste ingang moesten kunnen vinden. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat de intrekking van de nummeraanduiding onterecht was. De rechtbank stelde vast dat de nummeraanduiding van [huisnummer 1] niet voldeed aan de criteria voor een nevenadres en dat verweerder op goede gronden had gehandeld.

De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de nummeraanduiding rechtmatig was en dat er geen noodzaak was voor een belangenafweging, gezien het dwingendrechtelijk karakter van de relevante wetgeving. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het Coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zou worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4220

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Vingerling).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2018 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: de Wet Bag) de nummeraanduiding van het adres [weg] [huisnummer 1] te Den Haag ingetrokken.
Bij besluit van 20 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden door middel van een telefonische zitting op
28 mei 2020. Eiseres liet zich vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder liet zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is eigenaar van de panden met de adressen [weg] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] , te
Den Haag. Eiseres verhuurt de panden als bedrijfsruimte aan drie ondernemingen. De ondernemingen maken gebruik van de toegangsdeur van het pand [weg] [huisnummer 2] . Binnen de panden is en doorgang geconstrueerd waardoor het gedeelte aan de [weg] [huisnummer 1] binnendoor bereikt kan worden. In het deel van het adres aan de [weg] [huisnummer 2] staat de gedeelde receptie van de ondernemingen.
2. Verweerder heeft de nummeraanduiding [weg] [huisnummer 1] ingetrokken omdat de ingang niet voor een zelfstandig verblijfsobject gebruikt wordt en er geen sprake is van twee panden die in functioneel opzicht zelfstandig zijn. Niet aannemelijk is geworden dat het van essentieel belang is voor de ondernemingen die gevestigd zijn in de panden om een eigen nummeraanduiding te behouden. Het blijft mogelijk het gebruik van de panden weer van elkaar te splitsen. Als de ondernemingen feitelijk in het gebruik geheel van elkaar gescheiden zijn, kan weer een nummeraanduiding worden aangevraagd, aldus verweerder. Verweerder heeft zijn conclusie gebaseerd op het verslag van een onderzoek dat op
30 april 2019 plaatsvond.
3. Eiseres betoogt – samengevat – dat voor de intrekking een dringend belang en de noodzaak ontbreekt. De doorgang tussen de panden genummerd [huisnummer 2] en [huisnummer 1] kan in voorkomend geval niet te openen zijn. In dat geval biedt de ingang [huisnummer 1] uitkomst. Hulpdiensten zijn gebaat bij de juiste ingang te vinden. De adressen zijn ieder voor zich zelfstandig functionele ruimten. Opnieuw splitsen is een onevenredige administratieve last. Ook is de intrekking een onrechtvaardige inbreuk op het ongestoord genot van eigendom. Verweerder had moeten onderzoeken of er sprake is van een nevenadres. Tijdens het telefonisch onderzoek heeft eiseres gesteld dat ingang [huisnummer 1] werd en wordt gebruikt als leveranciersingang voor de ondernemingen.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5. In geschil is of verweerder op goede gronden nummeraanduiding [huisnummer 1] heeft ingetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De rechtbank overweegt hiertoe dat verweerder terecht en voldoende gemotiveerd het standpunt heeft ingenomen dat de ingang bij nummer [huisnummer 1] niet voor een zelfstandig verblijfsobject wordt gebruikt en er geen sprake is van twee panden die in functioneel opzicht zelfstandig zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat hier anders over zou moeten worden geoordeeld.
6. Verweerder heeft kunnen oordelen dat bij nummeraanduiding [huisnummer 1] geen sprake is van een nevenadres. Ofschoon de wet deze aanduiding niet noemt, kent verweerder een nummeraanduiding toe aan tweede toegang van een pand als die toegang is gelegen aan een andere straat (openbare ruimte) en die toegang bij voorbeeld als leveranciersadres wordt gebruikt. Verweerder heeft eiseres hierop gewezen in een brief van 15 oktober 2018. Eiseres heeft voor het eerst in beroep betoogd dat nummer [huisnummer 1] als toegang voor leveranciers wordt gebruikt, maar dit niet met documenten aannemelijk gemaakt. Dit mocht wel van haar verwacht worden, nu zij in bezwaar zich beperkte tot het standpunt dat op het nevenadres de huisartsenpraktijk staat ingeschreven. Eiseres heeft gelijk waar zij stelt dat de adressen [huisnummer 2] en [huisnummer 1] visueel niet naast elkaar liggen, maar dit laat onverlet dat niet aannemelijk is geworden dat nummer [huisnummer 1] voldoet aan de kwalificaties om als nevenadres te worden aangemerkt.
7. Eiseres heeft gesteld dat de intrekking van nummer [huisnummer 1] waardevermindering van het pand en daling van de verhuurwaarde tot gevolg heeft. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Door het ontbreken van een functionele scheiding tussen de voor verhuur aangeboden ruimten is geen sprake van twee te verhuren panden die in functioneel opzicht zelfstandig zijn.
8. Tot slot overweegt de rechtbank dat verweerder gelet op het dwingendrechtelijk karakter van artikel 6, eerste lid, van de Bag en artikel 3, tweede lid, van de Verordening, gehouden is het huisnummer [huisnummer 1] in te trekken en behoeft verweerder voor de intrekking dan ook geen noodzaak aan te voeren. Het dwingendrechtelijk karakter van de genoemde artikelen brengt ook met zich mee dat verweerder geen rekening kan houden met de consequenties die het huisnummerbesluit voor eiseres zal hebben. Voor een belangenafweging is geen plaats. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 december 2013 (ECI:NL:RVS:20013:2216) en van 18 juni 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2205). De rechtbank acht deze jurisprudentie ook van toepassing op het intrekken van een nummeraanduiding.
9. De conclusie luidt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juni 2020 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Heekelaar, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Wettelijke kader
Artikel 1, van de Wet bag luidt:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. adres: door het bevoegde gemeentelijke orgaan aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats;
(…)
h. nummeraanduiding: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats;
(…)
j. openbare ruimte: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen;
k. pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
(…)
m. verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is;
(…)
o. pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
(…)
q. verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor
woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Artikel 6, eerste lid, van de wet Bag luidt:
De gemeenteraad deelt het grondgebied van de gemeente in één of meer woonplaatsen in, stelt de openbare ruimten vast en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.
Artikel 3, tweede lid, van de Verordening naamgeving en nummering (adressen) 2009 Den Haag (Verordening) bepaalt dat verweerder binnen het grondgebied van de gemeente aan een adresseerbaar object een nummeraanduiding toekent. Het derde lid bepaal dat onder toekennen, tevens wordt begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.