ECLI:NL:RBDHA:2020:5281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
8444458 / 20-50224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens fraude met spaarpuntensysteem

In deze zaak heeft de werknemer, geboren op [geboortedag] 1994, een verzoek ingediend bij de kantonrechter om het ontslag op staande voet, gegeven door zijn werkgever Ligthart Zuiderpark B.V., te vernietigen. De werknemer was sinds 1 mei 2015 in dienst en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever heeft op 19 maart 2020 het ontslag op staande voet gegeven, omdat de werknemer verdacht werd van fraude met het ESSO spaarpuntensysteem. Dit ontslag volgde op een onderzoek dat was ingesteld naar het gedrag van de werknemer, waaruit bleek dat hij op 38 tankpassen frauduleuze transacties had gepleegd.

De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om een billijke vergoeding en vergoeding van proceskosten. Hij stelde dat hij geen fraude had gepleegd en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, zoals vereist door de wet. De werkgever heeft het ontslag verdedigd door te stellen dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan diefstal en verduistering, wat een dringende reden voor ontslag opleverde.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De rechter oordeelde dat de werknemer door zijn handelen een dringende reden voor ontslag had gegeven en dat het ontslag onverwijld was gegeven. De verzoeken van de werknemer werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
VE / c
Zaaknr.: 8444458 RP VERZ 20-50224
Uitspraakdatum: 28 mei 2020 (bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. T. Akbas,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ligthart Zuiderpark B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
verwerende partij,
verder te noemen: werkgever,
gemachtigde: de heer T. Schoenmakers.

1.Het procesverloop

1.1.
Werknemer heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met 12 producties bij de griffie ingekomen op 9 april 2020, verzocht -kort gezegd- het ontslag op staande voet van werknemer te vernietigen, een billijke vergoeding toe te kennen en werkgever te veroordelen in de proceskosten. Op 14 april 2020 heeft werknemer per brief laten weten dat de bij het verzoekschrift als productie 11 overgelegde verklaring van de heer [betrokkene 1] buiten beschouwing dient te worden gelaten in de procedure. De kantonrechter zal daarom de verklaring van de heer [betrokkene 1] dan ook buiten beschouwing laten.
1.2.
Na ontvangst van het verzoekschrift is de mondelinge behandeling daarvan bepaald op 11 mei 2020, 09:30 uur.
1.3.
Op 4 mei 2020 is het verweerschrift van werknemer met twee producties bij de griffie binnengekomen. Het verweerschrift bevat tevens een onvoorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.4.
De mondelinge behandeling is gehouden op 11 mei 2020. Daarbij is werknemer in persoon verschenen samen met zijn gemachtigde en is namens werkgever de heer [betrokkene 2] verschenen met de gemachtigde van werkgever. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van werkgever een pleitnotitie overgelegd. De griffier heeft van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.5.
Uitspraak is vervolgens bepaald op 8 juni 2020.

2.De feiten

2.1.
Werknemer is geboren op [geboortedag] 1994. Hij is op 1 mei 2015 in dienst van werkgever getreden in de functie van medewerker verkoop. Per 1 januari 2019 heeft werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
In artikel 12 van die arbeidsovereenkomst is, voor zover van belang, het navolgende opgenomen:

Alle op de locatie aanwezige middelen, net als de locatie zelf mogen in geen enkel geval worden aangewend voor handelingen die leiden tot zelfbevoordeling. Alle handelingen in dezen zijn laakbaar en worden door sancties gevolgd.”
Het laatste salaris van werknemer bedroeg € 1.298,42 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Werknemer heeft zich op 19 februari 2020 ziek gemeld bij werkgever.
2.3.
Werkgever heeft op 2 maart 2020 opdracht gegeven voor een onderzoek naar het gedrag van werknemer. Dit rapport is als productie 1 bij het verweerschrift overgelegd. Het rapport is opgemaakt door de heer [naam deskundige] (hierna ook te noemen: het rapport JWV).
2.4.
In het rapport JWV staat kort gezegd dat eind 2019 aan het licht is gekomen dat werknemer op 38 tankpassen frauduleuze transacties pleegt en dat werknemer zijn eigen auto regelmatig voltankt en daarvoor betaalt met spaarpunten die toebehoren aan Euronet. Op 18 maart 2020 was volgens het rapport JWV het onderzoek en de analyse van het gebruik van 11 extra Euronetpassen in het systeem van de Esso organisatie voltooid. Daaruit bleek de werkwijze die werknemer toepaste te weten het overboeken van spaarpunten op Euronetpassen op extra aangemaakte Euronetpassen en die punten vervolgens overboeken op zijn eigen pas teneinde op die manier de benzine die hij voor zijn auto tankte te betalen.
2.5.
Op 19 maart 2020 heeft werkgever per brief aan werknemer medegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen. De door werkgever in die brief aangevoerde dringende reden voor ontslag is -kort gezegd- het meermaals plegen van diefstal c.q. verduistering met het ESSO spaarpuntensysteem en het sjoemelen met uitgestelde betalingen.

3.Het verzoek

3.1.
Werknemer verzoekt bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (I.) het op 19 maart gegeven ontslag op staande voet met het daaraan gekoppeld shopverbod te vernietigen (II.) werkgever te veroordelen om over het maandloon van € 1.298,42 aan verzoeker de wettelijke rente en de wettelijke verhoging te betalen; (III.) werknemer ten laste van verweerder een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen billijke vergoeding toe te kennen; (IV.) werkgever te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek legt werknemer -kort gezegd- het feit ten grondslag dat hij geen fraude heeft gepleegd met het ESSO spaarpuntensysteem en niet heeft gesjoemeld met uitgestelde betalingen. Aan het rapport JWV kan geen geloof worden gehecht want het is niet ondertekend. Daarnaast was werkgever bekend met het feit dat sommige klanten hun spaarpunten aan werknemer hebben geschonken en heeft de heer [betrokkene 2] aan werknemer toestemming gegeven om deze spaarpunten vervolgens te verzilveren. Ter onderbouwing van deze stelling heeft werknemer de verklaring van de heer [betrokkene 1] in het geding gebracht. Naast het feit dat werkgever geen dringende reden heeft voor het gegeven ontslag op staande voet is het ontslag niet onverwijld gegeven in die zin van artikel 7:677 BW en was werknemer nog ziek toen hij op staande voet werd ontslagen.
4.
Het verweer tegen het inleidende verzoek, het (voorwaardelijk) tegenverzoek en het verweer daartegen
4.1.
Werkgever verweert zich tegen het verzoek. Werkgever stelt dat er voor het meermaals plegen van diefstal c.q. verduistering met het ESSO spaarpuntensysteem en sjoemelen met uitgestelde betalingen door werknemer geen enkele rechtvaardiging bestaat. Het is hem namelijk op grond van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst ten strengste verboden om voor zichzelf punten te sparen dan wel zichzelf op enige andere manier te bevoordelen. Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzoekt werkgever voorwaardelijk de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, zonder toekenning van een transitievergoeding, noch een aanvullende billijke vergoeding, voor het geval dat het ontslag op staande voet in rechte geen stand zou houden.
4.2.
Werkgever onderbouwt dit tegenverzoek met de stelling dat in het geval het ontslag op staande voet zou worden vernietigd, het handelen van werknemer in ieder geval zodanig ernstig verwijtbaar is dat dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is, zonder toekenning van enige vergoeding.
4.3.
Werknemer verweert zich tegen het voorwaardelijk tegenverzoek met de stelling dat er hoe dan ook geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid.

5.De beoordeling

5.1.
Werknemer heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.2.
Het door de werkgever gegeven ontslag op staande voet houdt geen verband met de ziekte van werknemer. Een eventuele ziekte van werknemer op 19 maart 2020 staat daarom op zichzelf niet in de weg aan een ontslag op staande voet. Werknemer heeft bij de mondelinge behandeling verder aangegeven niet (meer) ziek te zijn.
5.3.
Ter beantwoording ligt dus de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
5.4.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.5.
Voor de beoordeling van de vraag of het door werkgever aan werknemer gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan werknemer opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 19 maart 2020 maatgevend en wordt de beoordeling beperkt door de daarin genoemde verwijten.
5.6.
Nadat bij werkgever eind 2019 verdachte activiteiten door werknemer op het spoor kwam, heeft werkgever hiernaar een onderzoek laten instellen, waarvan verslag is gedaan in het rapport JWV. Aan dit rapport wordt de volgende feitelijke gang van zaken ontleend. Werknemer heeft gefraudeerd met het ESSO spaarpuntensysteem door in totaal 38 verschillende spaarpassen te gebruiken. Deze spaarpassen zijn allen gelieerd aan spaarkaarten van Euronet, een klant van werkgever. Bij het gebruiken van de spaarpassen gebruikte werknemer valse namen. Doordat er telkens nieuwe passen werden aangemaakt en constant spaarpunten werden bijgeboekt heeft het lang geduurd voordat de fraude aan het licht kwam. Vervolgens bevoordeelde werknemer zichzelf door met deze spaarpunten zijn eigen tankbeurten te betalen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat werknemer met behulp uitgestelde betalingen van klanten van werkgever voor zichzelf nog meer extra punten regelde. Later worden in de mails van respectievelijk 18 en 19 maart 2020 extra verwijten over het frauduleuze gedrag van werknemer gemeld door [betrokkene 3] van een klant genaamd Eurogarages.
5.7.
Werknemer heeft het door werkgever in dit geding aangedragen bewijs van de werkwijze en de door hem gepleegde fraude niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. Hij heeft de inhoud van het rapport JWV feitelijk niet weersproken. Dat het rapport JWV niet door de heer [naam deskundige] is ondertekend doet op zichzelf niet af aan de inhoud en de geloofwaardigheid daarvan. De stelling dat hij van werkgever en Euronet toestemming heeft gekregen om de spaarpassen op naam van Euronet te gebruiken kan niet meer worden gestoeld op de verklaring van de heer [betrokkene 1] . Immers de raadsman van werknemer heeft bij brief uitdrukkelijk verzocht die verklaring buiten beschouwing te laten omdat de heer [betrokkene 1] zelf niet achter de inhoud van die verklaring blijkt te staan. Indien werknemer wél toestemming had van één of meerdere klanten om de door hen gespaarde punten op naam van werknemer te zetten, kan hem dat niet baten. Hij is immers jegens werkgever gebonden om artikel 12 van de arbeidsovereenkomst onverkort na te komen. Dit alles brengt mee dat de door de werkgever gestelde en onderbouwde door werknemer gepleegde fraude vast is komen te staan is en de kantonrechter aan bewijslevering dus niet toe komt.
5.8.
De omvang en de ernst van de fraude zoals die op 18 maart 2020 bleek uit het rapport JWV is dusdanig ernstig dat dit het op 19 maart 2020 bij brief gegeven ontslag zonder meer rechtvaardigt. De in die brief opgegeven redenen voor het ontslag op staande voet moeten werknemer zonder verdere toelichting helemaal duidelijk zijn geweest. Daarover kan geen misverstand bestaan.
5.9.
Gezien het hiervoor overwogene staat vast dat werknemer door zijn handelen aan werkgever een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven. Ook wordt op grond van het rapport JWV geconcludeerd dat dit ontslag op staande voet direct en onverwijld is gegeven, aangezien het ontslag op staande voet is gegeven één dag nadat op 18 maart 2020 het onderzoek en de analyse van het gebruik van 11 extra Euronetpassen in het systeem van de Esso organisatie was voltooid. Deze fraude is zo ernstig dat de persoonlijke omstandigheden van werknemer daar niet tegen opwegen.
5.10.
Het ontslag op staande voet van 19 maart 2020 blijft daarom in stand en de arbeidsovereenkomst tussen partijen is om die reden dus rechtsgeldig geëindigd op die dag.
5.11.
Het voorgaande brengt met zich mee dat het door werkgever gedane voorwaardelijk gedane zelfstandig tegenverzoek geen beoordeling meer behoeft. De daaraan verbonden voorwaarde is immers niet in vervulling gegaan.
5.12.
Werknemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzoeken van werknemer af;
6.2.
veroordeelt werknemer in de proceskosten aan de zijde van werkgever, begroot op € 480,- aan salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2020 door mr. B.C. Vink in tegenwoordigheid van de griffier.