ECLI:NL:RBDHA:2020:5176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
09/837404-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met minderjarigen en bezit van kinderporno

Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers, [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2], en van het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2018 in Alphen aan den Rijn ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [Slachtoffer 1], die op dat moment 13 jaar oud was. De verdachte heeft [Slachtoffer 1] opzettelijk bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen door middel van seksuele communicatie via sociale media. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 1 april 2018 tot en met 6 maart 2019 afbeeldingen van seksuele gedragingen van [Slachtoffer 2], die toen 14 jaar oud was, in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problematiek, en heeft het jeugdstrafrecht toegepast. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. Tevens zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met [Slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [Slachtoffer 1], tot schadevergoeding toegewezen voor immateriële schade, vastgesteld op € 1.500,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837404-19
Datum uitspraak: 11 juni 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. P. Scholtes naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 april 2018 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, met [Slachtoffer 1] , geboren op 3 maart 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [Slachtoffer 1] , te weten het (tong)zoenen en/of het betasten van de borsten en/of de billen van [Slachtoffer 1] en/of het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [Slachtoffer 1] ;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 30 april 2018 te Leeuwarden en/of Alphen aan den Rijn en/of Woubrugge, in elk geval in Nederland, door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door het grote leeftijdsverschil en/of het dreigen met zelfmoord en/of het aanbieden en/of het sturen van foto('s) van zijn onblote penis, en/of het sturen van (een) film(s) waarop te zien is dat hij, verdachte, seksuele handelingen met zichzelf verricht, [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2005 en/of [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] naaktfoto's en/of films te laten sturen, waarop te zien dat [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] seksuele handelingen met zichzelf verrichten en/of het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [Slachtoffer 1] en/of het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van [Slachtoffer 1] en/of het betasten van de borsten en/of billen van [Slachtoffer 1] ;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 6 maart 2019 te Leeuwarden en/of Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem,, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen - en/of gegevensdragers (te weten een computer) bevattende een of meer afbeelding(en) afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [Slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004 en/of een/meerdere onbekend gebleven personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven, althans in elk geval in het bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een dildo en/of vinger(s) oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van die [Slachtoffer 2] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt [Bestand] en/of
[Bestand] en/of [Bestand] en/of
[Bestand]
en/of
het met een dildo en/of vinger(s) en/of hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van die [Slachtoffer 2] , althans een persoon die kenneljk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt [Bestand]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [Slachtoffer 2] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij die [Slachtoffer 2] , althans deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een dildo en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van [Slachtoffer 2] , althans deze persoon in beeld wordt gebracht (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
[Bestand]

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt er - kort gezegd - van verdacht dat hij zich op 9 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met de destijds 13-jarige [Slachtoffer 1] (feit 1). Daarnaast wordt hij ervan verdacht dat hij in de periode 1 april 2018 tot en met 30 april 2018 [Slachtoffer 1] en de destijds 14-jarige [Slachtoffer 2] heeft verleid tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen (feit 2). Tot slot wordt de verdachte verweten dat hij in het bezit was van kinderporno (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd.
Op specifieke standpunten zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op het geringe leeftijdsverschil, de verliefdheid en onervarenheid van zowel de verdachte als [Slachtoffer 1] - het ontuchtig karakter aan de handelingen ontbreekt.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, omdat de verdachte [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] niet opzettelijk heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen dan wel deze van hem te dulden.
Tot slot heeft de raadsvrouw met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde ook tot vrijspraak geconcludeerd danwel tot schuldig verklaring zonder oplegging van straf , omdat het foto’s en filmpjes betreft die [Slachtoffer 2] zonder dwang aan de verdachte heeft toegezonden. De raadsvrouw heeft hierbij verwezen naar de Leidraad afdoening sextingzaken (november 2017) van het Openbaar Ministerie (hierna: de Leidraad).
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
[Slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005, heeft bij de politie verklaard dat zij op 3 april 2018, via [Slachtoffer 2] , in contact is gekomen met de verdachte door hem een bericht te sturen op Instagram. Vervolgens onderhielden [Slachtoffer 1] en de verdachte contact via Instagram, Snapchat, de telefoon en WhatsApp. Op 9 april 2018 hebben [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] de verdachte ontmoet in Alphen aan de Rijn. [Slachtoffer 1] had toen al aan de verdachte verteld dat zij 13 jaar oud was. Nadat [Slachtoffer 2] naar huis was gegaan, zijn [Slachtoffer 1] en de verdachte naar de H&M gegaan en heeft [Slachtoffer 1] kleding gepast. Daarna gingen zij naar het treinstation en namen zij afscheid van elkaar. De verdachte heeft [Slachtoffer 1] hierbij een zoen op haar mond gegeven. [2] [Slachtoffer 1] is - nadat de politie op de hoogte was geraakt dat er mogelijk seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in het pashokje - nogmaals gehoord. Zij verklaarde dat de verdachte op een gegeven moment het pashokje in kwam en dat hij haar een knuffel en een zoen gaf. Vervolgens vroeg de verdachte aan [Slachtoffer 1] wanneer zij hem ging pijpen. Zij heeft de verdachte toen gezegd dat ze dit wellicht op latere leeftijd zou doen. Omdat de verdachte het bleef vragen, heeft [Slachtoffer 1] hem toen uiteindelijk gepijpt, waarbij hij haar aan haar haren beet had en hij duwde en trok aan haar haar. [3]
Daarnaast is onderzoek verricht naar de inhoud van gesprekken die via social media zijn gevoerd tussen de verdachte en [Slachtoffer 1] . In een gesprek dat via Snapchat is gevoerd, valt het volgende te lezen:
[Chatadres]
Was het toen je op mijn schoot zat toen [Slachtoffer 2] er nog bij was?
Ik:
Ja en dat je aan me zat
[Chatadres]
Ik zat toen alleen aan je tietenxx
Ik:
Ja en soms is aan me billen (..) [4]
De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij de borsten en billen van [Slachtoffer 1] heeft betast, dat hij haar heeft gevingerd en dat [Slachtoffer 1] hem heeft gepijpt. [5]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte op 9 april 2018 te Alphen aan den Rijn met [Slachtoffer 1] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verdachte heeft zijn penis in de mond van [Slachtoffer 1] gebracht. Ook concludeert de rechtbank dat de verdachte op diezelfde dag [Slachtoffer 1] een zoen heeft gegeven en haar borsten en billen heeft betast en een vinger in haar vagina heeft gebracht. Die laatste handeling is echter niet opgenomen in het onder 1 tenlastegelegde feit zodat dat die vaststelling hier in zoverre niet relevant is.
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of deze handelingen aangemerkt kunnen worden als ontuchtige handelingen.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen voor zover die in strijd zijn met sociaal-ethische normen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 maart 2010 (LJN: BK4794) overwogen dat onder omstandigheden bij seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter kan ontbreken. Het komt daarbij in belangrijke mate aan op de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval. Uit jurisprudentie op dit gebied valt af te leiden dat hierbij betekenis toekomt aan de vrijwilligheid van degene die de seksuele handeling(en) verricht en aan het leeftijdsverschil tussen betrokkenen. Ook de omstandigheid of er tussen betrokkenen sprake is geweest van een affectieve relatie speelt hierbij een rol.
Wat betreft de kwalificatie van de door de verdachte in deze zaak verrichte handelingen overweegt de rechtbank het volgende.
Ten tijde van hun ontmoeting in Alphen aan den Rijn was de verdachte 18 jaar oud en [Slachtoffer 1] 13 jaar oud. Gelet op de verschillende levensfasen waarin [Slachtoffer 1] en de verdachte zich op dat moment bevonden alsook het verschil in seksuele ontwikkelingsfase, is dat leeftijdsverschil naar het oordeel van de rechtbank groot te noemen: [Slachtoffer 1] was een puber, de verdachte een jongvolwassene. Dat zij op dat moment allebei onervaren waren op seksueel vlak doet daar niet aan af, en dat de verdachte qua seksuele ontwikkeling een achterstand zou hebben is niet gebleken. Evenmin is gebleken van een affectieve relatie tussen de verdachte en [Slachtoffer 1] . Hoewel de berichten die over en weer zijn gestuurd een dergelijk beeld zouden kunnen oproepen, kenden de verdachte en [Slachtoffer 1] elkaar slechts een week en hadden zij elkaar voor 9 april 2018 nog nooit ontmoet.
Dat er sprake zou zijn van een jeugdige stoeipartij die, zo begrijpt de rechtbank uit het betoog van de verdediging, als het samen ontdekken van elkaars seksualiteit moet worden beschouwd, verwerpt de rechtbank met klem. Gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte en [Slachtoffer 1] , zijn de seksuele handelingen die de verdachte bij [Slachtoffer 1] heeft verricht in strijd met de sociaal-ethische norm en dienen ze te worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen. Dat betekent dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2
Inleidende opmerking
Onder feit 2 wordt de verdachte verweten dat hij de minderjarigen [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen. Ten aanzien van [Slachtoffer 2] bestaan die handelingen uit het over en weer sturen van seksueel getintfoto- en filmmateriaal. Ten aanzien van [Slachtoffer 1] komen daar ook bij de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden op 9 april 2018 toen zij elkaar daadwerkelijk hebben ontmoet in Alphen aan den Rijn.
Partiële vrijspraak ten aanzien van [Slachtoffer 2]
is in het onderzoek gehoord als getuige en heeft verklaard dat zij de verdachte heeft leren kennen via Instagram en dat de verdachte seksuele foto’s en filmpjes aan haar heeft gestuurd en zij ook aan hem. Over de inhoud van die filmpjes heeft ze niets willen verklaren. Op verdachtes computer is na onderzoek foto- en filmmateriaal gevonden waarop [Slachtoffer 2] zichtbaar was en seksuele handelingen met zichzelf verrichtte. Dit materiaal is onder feit 3 aan de verdachte tenlastegelegd als het bezit van kinderporno. Nu het dossier verder niets inhoudt over de wijze waarop het contact tussen de verdachte en [Slachtoffer 2] zich heeft ontwikkeld en de omstandigheden waaronder het is gekomen tot het over en weer sturen van seksueel getint materiaal, is dat onvoldoende voor bewezenverklaring van verleiding als bedoeld in art. 248a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank spreekt de verdachte in zoverre vrij.
Bewijsmiddelen
[Slachtoffer 1] heeft over het contact dat zij met de verdachte sinds 3 april 2018 onderhield via Instagram, Snapchat, de telefoon en WhatsApp verklaard dat het aanvankelijk ging over school en hoe het met haar ging. [Slachtoffer 1] heeft de verdachte verteld dat ze 13 jaar was en dat ze in de eerste klas zat. [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte vrij snel nadat ze contact kregen, vroeg om naaktfoto’s. [Slachtoffer 1] heeft daarop eerst “nee” gezegd, maar omdat de verdachte zo lang bleef doorvragen ze het wel heeft gedaan. Verdachte had haar een foto gestuurd van zijn geslachtsdeel en zei toen dat hij van haar twee foto’s tegoed had. [Slachtoffer 1] heeft hierna naaktfoto’s en een video waarin ze zichzelf vingerde gestuurd. Op vragen van de politie waarom ze die foto’s stuurde, heeft ze geantwoord dat ze dat deed omdat de verdachte erom vroeg. Ze dacht dat het hoorde, maar had er al snel spijt van. Ze heeft een paar video’s gestuurd. Verdachte heeft drie of vier video’s gestuurd waarop te zien is dat hij zichzelf aftrekt. Hij vroeg iedere dag en soms een aantal keer per dag om naaktfoto’s. [Slachtoffer 1] heeft aan hem aangegeven zichzelf te jong te vinden voor seks. [6]
De verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij met [Slachtoffer 1] een relatie heeft gehad en dat ze over en weer naaktfoto’s en filmpjes hebben verstuurd. [7] Zowel ten overstaan van de rechter-commissaris [8] als terechtzitting [9] , heeft de verdachte volstaan in zijn bekentenis betreffende de seksuele handelingen die er tussen hem en [Slachtoffer 1] hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft verklaard dat er van dwang nooit sprake is geweest, dat hij toentertijd niet genoeg bewust is geweest van het ontoelaatbare van zijn handelen en dat hij eigenlijk gewoon op zoek was naar vrienden.
De snapchatgesprekken tussen [Slachtoffer 1] en de verdachte zijn door de politie onderzocht en van een selectie van die gesprekken zijn screenshots gemaakt en in het dossier gevoegd. Het daaromtrent opgemaakt proces-verbaal van bevindingen houdt in:
- de gesprekken tussen [Slachtoffer 1] en de verdachte onder de naam ‘ [Chatadres] ’ zijn veelvuldig seksueel van aard,
- [Chatadres] vraagt veelvuldig of [Slachtoffer 1] haar borsten wil laten zien,
- [Chatadres] vraagt veelvuldig of [Slachtoffer 1] foto's en filmpjes van zichzelf naar hem wil
sturen, van haar kontje en haar kutje. Dat ze haar vinger in haar kutje en haar kontje stopt en met haar borsten speelt,
- [Slachtoffer 1] geeft in beginsel veelvuldig aan dat ze dat niet wil. [10]
Het oordeel van de rechtbank
Het betreft hier de strafbaarstelling van art. 248a van het Wetboek van Strafrecht. Van het in deze bepaling door het bestanddeel “beweegt” tot uitdrukking gebrachte causale verband, is sprake als voldoende aannemelijk is dat een persoon mede onder invloed van misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is overgegaan tot het plegen van ontuchtige handelingen of het dulden van zodanige handelingen van de verdachte. Voor strafbaarheid is voorts vereist dat het opzet van de verdachte is gericht op het bewegen dat de ander die ontuchtige handelingen pleegt of duldt. Het opzettelijk bewegen kan niet worden bewezen verklaard indien aannemelijk wordt dat verdachte zich er niet van bewust was dat dit overwicht (mede) van invloed was op het door de betreffende persoon plegen of dulden van ontuchtige handelingen (vgl. ECLI:NL:HR:2019:1881).
De verdachte heeft erkend dat hij seksueel getinte foto’s en filmpjes met seksuele handelingen aan [Slachtoffer 1] heeft gestuurd en haar om seksueel getinte foto’s en filmpjes heeft gevraagd en van haar heeft ontvangen. Voorts heeft de verdachte erkend dat de seksuele handelingen zoals in de tenlastelegging opgenomen met [Slachtoffer 1] hebben plaatsgevonden.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de destijds 18-jarige verdachte contact had met de destijds 13-jarige [Slachtoffer 1] en dat zij over en weer elkaar naaktfoto’s en films hebben gestuurd waarop te zien is dat zij seksuele handelingen met zichzelf verrichten. Uit de bewijsmiddelen die (deels) ook ten aanzien van het de verdachte onder 1 tenlastegelegde zijn gebezigd, blijkt voorts dat de verdachte op 9 april 2018 vanuit Leeuwarden naar Alphen aan den Rijn is gereisd en [Slachtoffer 1] voor het eerst heeft ontmoet. De verdachte heeft haar borsten en billen betast en op enig moment in een pashokje zijn penis in de mond van [Slachtoffer 1] en zijn vinger in haar vagina gebracht..
Voorts heeft de rechtbank reeds hiervoor vastgesteld dat tussen de verdachte en [Slachtoffer 1] sprake was van een -gelet op ieders levensfase- groot leeftijdsverschil, waarbij in dit kader bovendien meeweegt dat er gelet op de leeftijd van [Slachtoffer 1] sprake is van een duidelijk verschil in seksuele ontwikkeling.
In het bijzonder tegen de achtergrond van dit leeftijdsverschil, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op [Slachtoffer 1] waarvan de verdachte zich bewust was en waarvan hij misbruik heeft gemaakt. Uit de aan hun ontmoeting voorafgaande snapchat gesprekken in de periode van één week volgt dat de verdachte in de gesprekken vaak over seks begint en er voortdurend bij [Slachtoffer 1] op aandringt om seksueel getinte foto’s en filmpjes te sturen, ook als [Slachtoffer 1] ‘nee’ zegt. Enkel door verdachtes voortdurend aandringen heeft [Slachtoffer 1] uiteindelijk ingestemd met het sturen van foto’s en filmpjes met daarop de door de verdachte voorgestelde handelingen. Dit praten over seks, vertellen welke seksuele handelingen de verdachte graag bij [Slachtoffer 1] zou willen doen bij een ontmoeting en het aandringen heeft ook gemaakt dat [Slachtoffer 1] reeds bij de eerste ontmoeting met de verdachte, in de beslotenheid van een kleine ruimte als een pashokje, heeft toegegeven aan de door de verdachte geïnitieerde handelingen. Gegeven alle omstandigheden, heeft de verdachte minstgenomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn overwicht [Slachtoffer 1] heeft bewogen tot het dulden en plegen van de tenlastegelegde seksuele handelingen.
Feit 3
Bewijsmiddelen
In het opsporingsonderzoek tegen de verdachte zijn op 6 maart 2019 in de woning van de verdachte, onder andere, een mobiele telefoon van het merk Alcatel en een computer van het merk HP in beslag genomen die meer informatie zouden kunnen verschaffen over de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal. Deze gegevensdragers behoren aan de verdachte toe. [11]
Op 29 maart 2019 zijn de hiervoor genoemde inbeslaggenomen gegevensdragers onderzocht op de aanwezigheid van kinderpornografische bestanden en daarin zijn in totaal 64.178 afbeeldingen bestaande uit 63.579 foto’s en 599 films/video’s aangetroffen. Hierop kwamen in totaal 3 foto’s en 6 films/video’s voor die als kinderpornografisch werden aangemerkt. Deze afbeeldingen zijn alle bekeken en beoordeeld. Op al deze afbeeldingen is [Slachtoffer 2] herkend. Zij was ten tijde van het ten laste gelegde 14 jaar oud. Nu de beschrijvingen en de bestandsnamen van de foto’s en filmpjes niet ter discussie hebben gestaan volstaat de rechtbank met de opmerking dat de op de gegevensdragers aangetroffen foto’s en filmpjes dezelfde foto’s en filmpjes betreffen als die zijn tenlastegelegd. [12] De verdachte heeft ook bekend dat hij in het bezit is geweest van deze afbeeldingen. Voorts heeft hij verklaard ten tijde van de filmpjes te hebben geweten dat [Slachtoffer 2] 14 jaar was. [13]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte kinderpornografische foto’s en filmpjes in zijn bezit heeft gehad. De omstandigheid - zoals gesteld door de verdediging - dat [Slachtoffer 2] dit materiaal vrijwillig zou hebben gemaakt en toegezonden aan de verdachte, doet aan het vorenstaande niet af. Immers wist de verdachte dat [Slachtoffer 2] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt. Desondanks heeft hij de afbeeldingen op zijn telefoon bewaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op de Leidraad niet slagen. De rechtbank overweegt dat uit deze Leidraad blijkt dat, bij een door een jeugdige geproduceerde seksuele afbeelding of filmpje, hoewel strafbaar op grond van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, het openbaar ministerie op grond van een aantal in de Leidraad genoemde omstandigheden (waaronder vrijwilligheid van de verrichting van de seksuele gedraging en een beperkt leeftijdsverschil tussen minderjarigen) kan afzien van vervolging. Nu de verdachte reeds volwassen was ten tijde van het delict en bovendien sprake was van een significant leeftijdsverschil tussen de verdachte en [Slachtoffer 2] (ruim 4 jaren) is naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake van seksueel experimenteel gedrag tussen jeugdigen. Daarenboven blijkt uit de Leidraad dat gesproken kan worden van incidenten van ernstiger aard als sprake is van de betrokkenheid van een volwassene buiten de leeftijdscategorie van de op beeld vastgelegde jeugdige. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw dat de Leidraad aan vervolging van de verdachte in de weg staat.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 9 april 2018 te Alphen aan den Rijn, met [Slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [Slachtoffer 1] , te weten het zoenen en het betasten van de borsten en de billen van [Slachtoffer 1] en het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [Slachtoffer 1] ;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2018 tot en met 30 april 2018 te Leeuwarden en/of Alphen aan den Rijn en/of Woubrugge, in elk geval in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het grote leeftijdsverschil en het sturen van foto('s) van zijn onblote penis, en het sturen van een film waarop te zien is dat hij, verdachte, seksuele handelingen met zichzelf verricht, [Slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, door [Slachtoffer 1] naaktfoto's en films te laten sturen, waarop te zien dat [Slachtoffer 1] seksuele handelingen met zichzelf verricht en het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [Slachtoffer 1] en het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van [Slachtoffer 1] en het betasten van de borsten en billen van [Slachtoffer 1] ;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2018 tot en met 6 maart 2019 te Leeuwarden en/of Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland meermalen, afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [Slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, is betrokken, in het bezit heeft gehad
welke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een dildo vaginaal penetreren van het lichaam van die [Slachtoffer 2] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[Bestand] en
[Bestand] en
[Bestand]
en
het met een dildo betasten van het geslachtsdeel, van die [Slachtoffer 2] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[Bestand]
en
het gedeeltelijk naakt poseren door die [Slachtoffer 2] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij die [Slachtoffer 2] , poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en de uitsnede van de film nadrukkelijk de borsten van die [Slachtoffer 2] , waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling,
[Bestand]
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, met toepassing van het adolescentenstrafrecht, gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 105 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd (met uitzondering van de voorwaarde dat de verdachte inzage geeft in zijn e-mailadressen, wachtwoorden en andere inloggegevens). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een werkstraf voor de duur van 150 uren wordt opgelegd, te vervangen door 75 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om - overeenkomstig de omtrent de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage - het adolescentenstrafrecht toe passen. Mede gelet hierop is het niet passend om een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het reeds ondergane voorarrest overstijgt. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om eventueel op te leggen voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijke werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met de destijds 13-jarige [Slachtoffer 1] . Bovendien heeft de verdachte [Slachtoffer 1] opzettelijk bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno. Door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de jeugdige slachtoffers en daarmee op hun toekomstige (seksuele) ontwikkeling. Het is zeer kwalijk dat de verdachte zijn eigen lustbehoefte voorop heeft gesteld, zonder oog te hebben voor de ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar is strafbaar gesteld omdat iemand op die leeftijd nog volop in ontwikkeling is, ook op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet een minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen, ook bij eventuele instemming door de minderjarige zelf.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 7 mei 2020 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de Pro Justitia rapportage, opgemaakt door [Psycholoog] op 20 maart 2020. Uit dit rapport is gebleken dat er bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, waarvan de ernst niet goed bepaald kon
worden, van een posttraumatische stressstoornis en van een lichte stoornis in cannabisgebruik en alcoholgebruik. Tevens is er bij de verdachte sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De onderzoeker acht sprake van doorwerking van de geconstateerde psychische problematiek op het gedrag van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het is een samenkomen van een laag zelfgevoel, mede als gevolg van zijn pestverleden, waarbij hij via social media, een manier waarop hij veilig contact met anderen kan maken, komt tot reëel contact. Binnen het reële contact is hij sociaal niet handig, is er sprake van een gebrekkig empathisch vermogen, is hij verhoogd impulsief en hij raakt hij overspoeld door gevoelens van verliefdheid en lust met de tenlastegelegde feiten tot gevolg.
De verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De kans op herhaling wordt door de onderzoeker over het geheel bezien als laag tot matig verhoogd ingeschat.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en houdt hier rekening mee bij de bepaling van de hoogte van de straf.
Tot slot wordt de rechtbank alles afwegende geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. Echter met betrekking tot de begeleiding door de reclassering acht onderzoeker de volwassenreclassering aangewezen.
Uit de ten behoeve van de terechtzitting opgemaakte reclasseringsrapportage van [Reclasseringsmedewerker] van 19 mei 2020 volgt dat ook de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht adviseert met daarbij begeleiding door de volwassenreclassering. De reclassering heeft voorts geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- contactverbod;
- volgen van onderwijs;
- meewerken aan middelencontrole;
- inzage geven in de wachtwoorden, emailadressen en/of inloggegevens;
Toepassing jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben, onder verwijzing naar de hierboven genoemde over verdachte uitgebrachte rapportages, verzocht conform artikel 77c Sr het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen.
De rechtbank kan op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, zoals de verdachte.
Uit de Pro Justitia rapportage volgt dat de verdachte lijdt aan psychische problematiek. Omdat de strafbare feiten ongeveer 2 jaar geleden zijn gepleegd en de verdachte toen 18 jaar oud was, concludeert de onderzoeker dat het waarschijnlijk is dat vanuit dit perspectief de psychische problematiek met zich meebrengt dat de verdachte destijds nog sociaal-emotioneel onrijp was en dat hij ten tijde van de tenlastegelegde feiten dan ook meer als minderjarige dan als volwassene dient te worden ingeschat. De rechtbank wordt alles afwegende geadviseerd om het strafrecht voor minderjarigen toe te passen.
De rechtbank ziet op basis van deze conclusie en in de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten alsmede het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten, aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
Straf
Alles afwegende en rekening houdend met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden. De rechtbank zal daarbij de voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde dat de verdachte inzicht moet geven in zijn wachtwoorden, emailadressen en/of inloggegevens en met dien verstande dat begeleiding zal plaatsvinden door de volwassenenreclassering.
Tekst

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[Slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 3.573,-, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit:
- telefoonkosten € 73,00
- immateriële schade € 3.500,00
Hoewel ter zitting naar voren is gekomen dat de verdachte onder bewind is gesteld ex artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek, acht de rechtbank zich in staat zich uit te laten over de vordering van de benadeelde partij.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [Slachtoffer 1] in de vordering met betrekking tot de materiële schade, omdat deze schade niet rechtstreeks uit de feiten voortvloeit. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [Slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak voor al hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gestelde schade als gevolg van het onderzoek aan [Slachtoffer 1] telefoon voor ten hoogste één maand voor vergoeding in aanmerking komt. Met betrekking tot de gestelde immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat [Slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dat deel van de vordering nu zij de aantasting in haar persoon niet met concrete gegevens heeft onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post telefoonkosten, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Als gevolg van de ontuchtige handelingen heeft de benadeelde partij zich tot de Sanctuary kliniek gewend, omdat zij last had van suïcidale gedachten en gevoelens van schuld en schaamte. Ook verwondde zij zichzelf. Bij de benadeelde partij lijkt sprake van een ‘andere gespecificeerde angststoornis’, aldus de behandelend psycholoog en psychiater. De benadeelde heeft hiervoor therapie gehad, hetgeen tot reductie van klachten heeft geleid. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij hiermee heeft aangetoond dat sprake is van psychische schade, welke voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op wat door en namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 april 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Aangezien de verdachte voor debewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dezefeiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen voor een bedrag van € 1.500,-. Dat bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018. De rechtbank zal daarbij, vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht, geen gijzeling bepalen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen: 36f, 38v, 55, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77we, 240b, 245 en 248b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 2:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 150 (honderdvijftig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
75 (vijfenzeventig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich onder behandeling stelt van de Forensische Polikliniek van de GGZ of soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek, middelengebruik en seksuele problematiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- indien de reclassering dat nodig acht, verblijft in een 24-uursinstelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- scholing volgt, zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zet zich in voor het behalen van zijn diploma;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf,zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
legt op de maatregel dat veroordeelde voor de duur van
vijf jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
-
[Slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ;
beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt
zeven dagenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren zich niet zal ophouden in
Woubrugge;
beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt
zeven dagenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Slachtoffer 1] , een bedrag van
€ 1.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [Slachtoffer 1] te betalen
€ 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. B. Martinez-Hammer, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2020.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019263410, van de Dienst Regionale Recherche (Den Haag), Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 379).
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 1] , blz. 61-66.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 1] , blz. 83-85.
4.Proces-verbaal van bevindingen (incl. bijlage), p. 135-136.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 263-265.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 1] , blz. 61-66.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 255-265.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 28 november 2019.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d 28 mei 2020.
10.Proces-verbaal van bevindingen waarbij bijgevoegd de screenshots van de onderzochte selectie screenshots, blz. 115-153.
11.Proces-verbaal van binnentreden woning, blz. 173-174.
12.Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, blz. 218-219; 228-229.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 257.