In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van Syrische vreemdelingen die niet in behandeling zijn genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. De eisers, een gezin met een minderjarig kind, hebben op 19 februari 2020 asiel aangevraagd, maar hun verzoeken werden afgewezen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De eisers voerden aan dat de Staatssecretaris hen ten onrechte geen uitstel heeft verleend voor het indienen van hun zienswijze, en dat de afwijzing van hun verzoeken onzorgvuldig was.
Tijdens de zitting op 4 juni 2020, waar de eisers bijgestaan werden door hun gemachtigde, werd duidelijk dat de rechtbank twijfels had over de zorgvuldigheid van de besluitvorming door de Staatssecretaris. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet voldoende gelegenheid hadden gekregen om hun zienswijze in te dienen, vooral gezien de omstandigheden rondom de coronamaatregelen. De rechtbank stelde vast dat de afwijzing van het verzoek om uitstel hen feitelijk een instantie ontnam, wat in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel.
De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de bestreden besluiten. Tevens werd de Staatssecretaris opgedragen om nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de omstandigheden van de eisers, waaronder de medische situatie van de eiseres en haar kind. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris ook in de proceskosten van de eisers, die op € 1.050,- werden vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.