ECLI:NL:RBDHA:2020:5157
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit verblijfsvergunning regulier en ingangsdatum
In deze zaak heeft eiseres, een Colombiaanse nationaliteit bezittende vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd werd verleend met een ingangsdatum van 1 december 2018. Eiseres was eerder in het bezit van een verblijfsvergunning voor het doel 'uitwisseling', die op 1 november 2018 afliep. Eiseres betoogde dat er een verblijfsgat was ontstaan van één maand, wat haar zou dwingen om opnieuw verblijfsrechten op te bouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inmiddels in het bezit is van een verblijfsvergunning voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid' bij haar echtgenoot, maar dat zij nog steeds procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat de uitkomst invloed kan hebben op toekomstige procedures, zoals naturalisatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet alle relevante informatie in zijn besluit heeft meegewogen, wat in strijd is met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij alle ingebrachte informatie in overweging moet worden genomen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager op 26 maart 2020.