"Algemeen
(…)
Alvorens op de totstandkoming en de inhoud van het onderhavige verdrag in te gaan, hecht de regering eraan hier op te merken dat elk verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen ertoe strekt Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld het restant van hun straf in Nederland te laten ondergaan. Hetzelfde geldt voor de in Nederland veroordeelde onderdanen van de andere verdragspartij. Deze verdragen worden niet opgesteld met het doel veroordeelde personen voordat zij de hen opgelegde straf hebben ondergaan naar hun thuisland over te brengen met het oog op hun onmiddellijke vrijlating aldaar. Dat stond ook bij de onderhavige onderhandelingen voor beide verdragspartijen voorop en is van Thaise zijde zelfs een aantal malen expliciet naar voren gebracht. Dat ten gevolge van dit uitgangspunt mogelijk niet alle gedetineerden kunnen worden overgebracht, moet dan ook niet worden gezien als een gebrek van het verdrag, maar als gevolg van de natuurlijke grenzen van het instrument van overbrenging.
Mede naar aanleiding van de verwijzing in deze motie naar het feit dat andere EU-lidstaten al een verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen (voortaan: WOTS-verdrag) met Thailand hadden gesloten, is ter voorbereiding van de onderhandelingen met Thailand bij alle EU-partners navraag gedaan naar het bestaan en de werking van een WOTS-verdrag met Thailand. (…) Daarnaast dragen alle verdragen van de EU-partners een duidelijk Thais stempel. Het meest opvallende is de voorwaarde dat, indien de wet van de staat van veroordeling dat voorschrijft, een veroordeelde eerst een bepaald deel van zijn straf moet ondergaan, voordat hij voor overbrenging in aanmerking kan komen. (…)
De EU-partners gaven verder aan dat de Thaise autoriteiten staan op een adequate tenuitvoerlegging van het strafrestant na de overbrenging. Zo bleek dat bij het bestaan van een zeer lang strafrestant, vrijlating op een vroegtijdig tijdstip na de overbrenging, geen optie te zijn, ook al gebeurde dat conform de wetgeving van de ontvangende staat. Voor een aantal EU-lidstaten leidde dit tot problemen met en soms zelfs tot het (tijdelijk) stopzetten van de toepassing van het bilaterale verdrag door Thailand. (…)
(…)
Artikelsgewijze toelichting
(…)
Artikel 5
De in dit artikel vastgelegde regeling behoort tot de standaardbepalingen van een verdrag over overbrenging van gevonniste personen. Het bevat het beginsel dat het in de overdragende staat gewezen vonnis onaantastbaar is in de ontvangende staat. Dat ligt ook voor de hand, omdat de overbrenging enkel strekt tot de verdere tenuitvoerlegging van de straf. Verder dient bedacht te worden dat het vonnis in de overdragende staat onherroepelijk is geworden. Latere wijziging van een dergelijk vonnis kan in het algemeen slechts via bijzondere procedures en derhalve in uitzonderlijke gevallen. De herziening is daarvan de meest bekende. (…)
Artikel 6
Aangezien tijdens de onderhandelingen bleek dat voor de Thaise autoriteiten de procedure van omzetting van de straf niet aanvaardbaar was, is in het eerste lid van dit artikel vastgelegd dat de procedure van de voortgezette tenuitvoerlegging moet worden gevolgd. (…)
(…)
Uit het eerste lid blijkt verder dat de ontvangende staat gerechtigd is op de over te nemen straf de regels voor strafvermindering toe te passen. Op de Nederlandse regeling voor vervroegde invrijheidsstelling is al ingegaan in het algemeen deel van deze nota.
Zoals in het algemeen deel is opgemerkt, leert de ervaring van EU-partners dat de Thaise autoriteiten erg hechten aan een adequate tenuitvoerlegging van het strafrestant na overbrenging. In Thailand is in de wet expliciet voorzien dat men een overbrenging kan weigeren om de enkele reden dat het na de overbrenging ten uitvoer te leggen strafrestant korter is, dan wanneer de straf in Thailand ten uitvoer zou worden gelegd."