ECLI:NL:RBDHA:2020:5089
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan België in het kader van de Dublinverordening tijdens de coronacrisis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat België inderdaad verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat de coronamaatregelen en de sluiting van grenzen tussen lidstaten een belemmering vormen voor de overdracht aan België. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks de huidige gezondheidsrisico's, de Dublinverordening nog steeds van toepassing is en dat de overdrachtstermijn nog niet verstreken is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser's medische klachten niet voldoende zijn onderbouwd om een beletsel voor overdracht aan te nemen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, met griffier A.E. Paulus aanwezig. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.