ECLI:NL:RBDHA:2020:4984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
NL20.8759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij geen voornemen van verweerder heeft ontvangen en dat de uitreiking van het voornemen niet rechtsgeldig is. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser niet kan slagen, omdat de uitreiking van het voornemen niet afhankelijk is van de instantie die het verzendt. Eiser heeft ook verklaard dat hij geen problemen heeft ervaren in Spanje en vrijwillig wil terugkeren, maar voert in beroep aan dat hij door de coronamaatregelen niet zelfstandig kan terugkeren. De rechtbank stelt vast dat de uitbraak van het coronavirus een tijdelijk beletsel is voor de overdracht aan Spanje, maar dit doet niets af aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8759

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Hol),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 27 mei 2020 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.8760, plaatsgevonden op 28 mei 2020. Zowel eiser als verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert in de gronden van beroep aan dat hij geen voornemen van verweerder heeft ontvangen en dat hij daarom geen zienswijze heeft kunnen indienen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser erkend dat hij het voornemen alsnog heeft gevonden naar aanleiding van het verweerschrift. Het voornemen is door een storing niet door de IND, maar door de Raad voor de Rechtsbijstand verzonden. Eiser voert aan dat dit geen rechtsgeldige uitreiking van het voornemen is. Onduidelijk is waarom verweerder in dit geval niet van tevoren met hem heeft gebeld om te melden dat het voornemen via de Raad voor de Rechtsbijstand wordt verstuurd.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond van eiser niet kan slagen. De stelling van eiser dat de uitreiking van het voornemen niet rechtsgeldig is omdat het door een ander bestuursorgaan is verstuurd, is niet gebaseerd op een wettelijke bepaling. In artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht staat immers niet omschreven door wie een besluit moet worden verzonden, dan wel dat de uitreiking daarvan niet rechtsgeldig is als het door een ander (bestuurs)orgaan wordt verzonden. Hoewel het wellicht van betere communicatie had getuigd indien verweerder van tevoren naar de gemachtigde van eiser had gebeld om te melden dat het voornemen door de Raad voor de Rechtsbijstand zou worden verstuurd, neemt dit niet weg dat het voornemen op 12 maart 2020 is verzonden en deze door de gemachtigde van eiser is ontvangen. Bovendien heeft de gemachtigde van eiser ter zitting bevestigd dat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad.
4. Eiser heeft verklaard dat hij geen problemen heeft ervaren in Spanje en dat hij vrijwillig wil terugkeren naar Spanje. In beroep voert eiser echter aan dat nu niet van hem kan worden verwacht dat hij zelfstandig terugkeert, gelet op de lockdown in Spanje in verband met het coronavirus. Eiser kan niet worden gehouden aan zijn verklaring vrijwillig terug te keren naar Spanje.
4.1
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Ook heeft eiser niet aangevoerd dat verweerder ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.
Voor zover eiser heeft willen betogen dat het bestreden besluit niet rechtmatig is, omdat overdracht (al dan niet vrijwillig) op dit moment als gevolg van het coronavirus niet mogelijk is, overweegt de rechtbank als volgt.
De uitbraak van het coronavirus (op dit moment) is een tijdelijk beletsel voor de overdracht aan Spanje dat niets afdoet aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1032).
Verweerder had hierin dus geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.