Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een eiser van Pakistaanse nationaliteit, vertegenwoordigd door mr. M.B.J. Strooij. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 4 mei 2020, waarin het beroep van de eiser tegen de beslissing op bezwaar van de minister van 17 februari 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de gronden van het beroep niet tijdig waren ingediend. De eiser heeft echter aangevoerd dat de gronden per fax op 23 maart 2020 zijn verzonden en dat deze binnen de gestelde termijn door de rechtbank zijn ontvangen. De verzetrechter heeft het faxbewijs beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. Het verzet is gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek in de zaak zal hervatten. De verzetrechter heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 262,50. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier M. van der Elst, maar niet op een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.