ECLI:NL:RBDHA:2020:4879
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening in het kader van Dublin-overdracht naar België
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken (NL20.7712 en NL20.7713) betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 19 mei 2020 is eiser niet verschenen, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de overdracht aan België op dat moment niet kon plaatsvinden vanwege een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. Dit beletsel maakt de vaststelling van België als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag in België geen invloed heeft op de verantwoordelijkheid van België in deze zaak. Aangezien het beroep ongegrond is verklaard, is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening en is het verzoek daartoe afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in beide zaken. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier Y.D. Ancion.