ECLI:NL:RBDHA:2020:4878
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, tegen het besluit van verweerder om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting vond plaats op dezelfde datum als de uitspraak.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen aanleiding is om eiser medisch te laten onderzoeken, ondanks het overleggen van een medisch dossier door eiser. De rechtbank concludeert dat er geen medische beletselen zijn voor de overdracht aan Spanje en dat de coronacrisis geen invloed heeft op de vaststelling dat Spanje de verantwoordelijke lidstaat is. De rechtbank oordeelt dat de tijdelijke belemmering van de overdracht geen onrechtmatigheid met zich meebrengt en dat de overdracht alsnog kan plaatsvinden zodra de omstandigheden dit toelaten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M. Kraefft en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.