ECLI:NL:RBDHA:2020:4794
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsdocument op basis van verzorgende ouder relatie en meerderjarigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een EU-verblijfsdocument door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Afghaanse man, had de aanvraag ingediend op basis van zijn rol als verzorgende ouder van zijn dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de dochter op het moment van de beslissing meerderjarig was, en er geen bijzondere afhankelijkheid tussen hen bestond. Eiser betoogde dat de EU-rechtelijke leeftijdsgrens voor meerderjarigheid op 21 jaar ligt, en dat zijn dochter ten tijde van de aanvraag nog als minderjarig moest worden beschouwd. De rechtbank verwierp dit argument, o.a. omdat de Verblijfsrichtlijn niet impliceert dat 21 jaar de grens voor meerderjarigheid is. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat eiser geen EU-verblijfsrecht kon ontlenen aan de minderjarigheid van zijn dochter, die kort na de aanvraag 18 jaar werd. Eiser voerde ook aan dat hij verblijf aan het EU-recht ontleent op basis van de afhankelijkheid van zijn meerderjarige dochter, maar de rechtbank oordeelde dat er geen vergaande afhankelijkheid was die een verblijf op basis van EU-recht rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden uitgesproken.