ECLI:NL:RBDHA:2020:4545
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening huurtoeslag op basis van gewijzigde inkomensgegevens en de gevolgen voor bezwaarprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de herziening van de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2013. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. drs. R.P. Dielbandhoesing, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Belastingdienst om de huurtoeslag te herzien naar nihil, na het vaststellen van een gewijzigd inkomen door de inspecteur van de inkomstenbelasting. De rechtbank oordeelde dat de herziening van de huurtoeslag rechtmatig was, omdat de Belastingdienst verplicht was om de huurtoeslag te herzien op basis van de nieuwe inkomensgegevens, zoals vastgelegd in artikel 20 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De rechtbank stelde vast dat de herziening binnen de wettelijke termijn van acht weken had plaatsgevonden en dat er geen sprake was van een doorzendplicht van het bezwaar tegen de herziening naar de aanslag inkomstenbelasting.
De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van de eiser tegen de herziening van de huurtoeslag kennelijk ongegrond waren, en dat er geen hoorplicht bestond, aangezien de uitkomst van het bezwaar redelijkerwijs al vaststond. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees ook het verzoek om een dwangsom af, omdat de Belastingdienst tijdig had beslist op het bezwaar. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de Belastingdienst bij het herzien van toeslagen op basis van gewijzigde inkomensgegevens en de juridische kaders waarbinnen deze beslissingen moeten worden genomen.