Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[de V.O.F.] ,
[eiseres sub 2] ,
[eiseres sub 3] ,
[eiseres sub 4] ,
[eiseres sub 5] ,
[eiseres sub 6] ,
1.[de B.V.] ,
[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
stelselmatigen
substantieelafbreuk hebben gedaan aan het bedrijfsdebiet van de VOF, waaraan ingevolge vaste jurisprudentie moet worden voldaan om te kunnen spreken van oneerlijke concurrentie. [de V.O.F. c.s.] beroepen zich in feite enkel op slechts drie e-mailberichten van [de B.V. c.s.] aan (ex-)klanten van de VOF. Dat is onvoldoende om te kunnen spreken van een
stelselmatigebenadering van klanten. Met niet nader gespecificeerde telefoontjes van klanten, waartegen [de B.V. c.s.] zich dus niet behoorlijk kunnen verweren, kan in dit geding geen rekening worden gehouden. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de VOF klanten heeft verloren als gevolg van de mailing van [de B.V. c.s.] , zodat ook niet kan worden aangenomen dat zij daardoor
substantieelis benadeeld. Daar komt nog bij dat de strekking/inhoud van de gewraakte e-mailberichten niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. [de B.V. c.s.] vestigen weliswaar aandacht op hun bedrijf, maar de berichten bevatten ook een mededeling over het vertrek bij de VOF, waarover kennelijk niet eerder was gecommuniceerd met klanten. De toonzetting van het bericht is correct: er wordt geen kwaad woord gesproken over de VOF en de samenwerking met de VOF, terwijl er geenszins sprake is van een agressieve wervingsactie. Kortom, onrechtmatigheid valt hierin niet te ontwaren.