ECLI:NL:RBDHA:2020:4520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
NL20.6292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake asielaanvragen van Nigeriaanse eisers in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak hebben eisers, een Nigeriaans gezin, beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen. De besluiten zijn genomen op 10 maart 2020, waarbij verweerder heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Eisers hebben betoogd dat vanwege de Corona-pandemie en de daarmee samenhangende tijdelijke overdrachtsbelemmeringen, verweerder de aanvragen alsnog in behandeling had moeten nemen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tijdelijke belemmeringen de vaststelling van Duitsland als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig maken. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvragen van eisers niet in behandeling genomen hoefden te worden, omdat Duitsland al had ingestemd met de terugname van eisers. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk, en is openbaar gemaakt op 20 mei 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.6292 en NL20.6294
V-nummers: [v-nummer] en [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser, en

[naam 2], eiseres, mede namens hun vier minderjarige kinderen,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de twee afzonderlijke besluiten van verweerder van 10 maart 2020 (de bestreden besluiten).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum 1] en eiseres op [geboortedatum 2]. Zij hebben de Nigeriaanse nationaliteit. Op 5 november 2019 hebben zij asielaanvragen ingediend. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder deze aanvragen niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Duitsland heeft dit bevestigd door op 8 januari 2020 in te stemmen met verweerders terugnameverzoek.
Eisers hebben in beroep betoogd dat verweerder de behandeling van hun aanvragen aan zich dient te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening [1] , gelet op de huidige situatie die is ontstaan door de Corona-pandemie. Er vinden momenteel geen overdrachten plaats en als eisers wél zouden worden overgedragen aan Duitsland, is het ongewis wat er na de overdracht met het gezin zal gebeuren. Het is onduidelijk of er opvang en medische zorg beschikbaar zal zijn.
3. De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. De omstandigheid dat eisers op dit moment niet kunnen worden overgedragen aan Duitsland is een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. Dit maakt de vaststelling van Duitsland als de verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, eisers in beginsel alsnog kunnen worden overgedragen. [2] Verweerder hoefde de aanvragen van eisers daarom niet in behandeling te nemen. Voor zover eisers in beroep hebben verwezen naar hun zienswijze, geldt dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd heeft overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres en haar zoon in Duitsland geen toegang zullen hebben tot medisch noodzakelijke zorg of dat Nederland het meest aangewezen land is om die zorg te leveren. De stelling dat dat het onduidelijk is of er opvang en medische zorg beschikbaar zal zijn na overdracht, is door eisers niet onderbouwd.
4. De beroepen zijn ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1032).