3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij en de verdachte in het verleden een relatie hebben gehad waaruit zij een kind hebben. In maart 2014 is de relatie verbroken, waarna geen afspraken met de verdachte konden worden gemaakt omtrent een omgangsregeling en alimentatiebetalingen. [slachtoffer] verklaarde verder dat de verdachte vaak voor de deur van haar woning in Den Haag heeft gestaan, waarbij hij zich de ene keer als slachtoffer opstelt terwijl hij de andere keer agressief en boos is. In die gevallen scheldt hij [slachtoffer] uit en intimideert hij haar. Ook heeft de verdachte eens op intimiderende wijze bij de woning van de moeder van [slachtoffer] gestaan. [slachtoffer] verklaarde bang te zijn voor de verdachte. Als zij naar buiten wil, kijkt ze altijd eerst naar buiten of ze de verdachte ziet. Verder verklaarde ze dat ze meermalen melding heeft gedaan bij de politie als de verdachte voor de deur stond.Zo stond hij ook op 9 december 2019 voor haar deur. De politie is ter plaatse gekomen en heeft de verdachte weggestuurd. Op 23 december 2019 kreeg [slachtoffer] een melding van haar ‘Ring’ deurbeul dat er iemand voor de deur stond. Ze zag op haar telefoon dat dit opnieuw de verdachte was. Nadat ze de politie had gebeld, zag ze de politie de verdachte voor haar deur aanspreken en hem wegsturen. Diezelfde dag, om 19:00 uur, stond de verdachte opnieuw voor haar deur en ook toen is hij door de politie weggestuurd.
[slachtoffer] heeft een lijst met incidenten aangaande de verdachte bijgehouden. Deze lijst heeft zij overgelegd aan de politie. Op de lijst komen de volgende data voor: 1 augustus 2019, 9 november 2019, 26 november 2019, 1 december 2019, 9 december 2019, 10 december 2019 en 23 december 2019.
Op die data stond de verdachte voor de deur van [slachtoffer]. In de meeste gevallen heeft hij meermalen aangebeld.
[verbalisant 1] heeft verklaard dat hij op 27 januari 2020 contact heeft gehad met [slachtoffer]. Hij hoorde haar zeggen dat de verdachte op 23 januari 2020 opnieuw voor haar deur had gestaan. Zij vertelde hem verder dat haar buurman haar op 27 januari 2020 had gebeld en had gezegd dat er een man in haar portiek stond. Toen haar bleek dat dit waarschijnlijk opnieuw over de verdachte ging, heeft zij de politie gebeld. Via haar ‘Ring’ deurbel had zij gezien dat de politie ter plaatse kwam en de verdachte wegstuurde.
Uit navraag bij de surveillance-eenheid die op 27 januari 2020 naar aanleiding van de melding van aangeefster ter plekke is geweest, bleek [verbalisant 1] dat die eenheid de verdachte in het portiek van de woning van [slachtoffer] had aangetroffen.
[verbalisant 1] verbaliseerde dat [slachtoffer] de filmpjes van haar ‘Ring’ deurbel aan de politie ter beschikking heeft gesteld. Deze filmpjes heeft hij uitgekeken en hij heeft hiervan screenshots gemaakt. Uit de beelden is gebleken dat de verdachte op 1 augustus 2019,
9 november 2019, 26 november 2019, 9 december 2019, 23 december 2019 en
27 januari 2020 bij [slachtoffer] voor de deur stond.
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] duidelijk tegen hem heeft gezegd dat hij bij haar niet meer welkom was, maar dat dit hem niet interesseert en hij daar schijt aan heeft. Hij moet zijn leven op de rit krijgen en [slachtoffer] moet hem daarbij helpen. Zolang hij niet naar zijn familie kan, blijft hij dit doen. Hij verklaarde dat hij vindt dat hij zich met dit gedrag schuldig maakt aan stalking.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij vaak bij [slachtoffer] voor de deur heeft gestaan. De verdachte heeft verder verklaard dat hij weet wat stalking inhoudt en dat hij vindt dat hij zich hieraan heeft schuldig gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Kader
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte met zijn handelen een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer], met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Wederrechtelijke opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte zich op 1 augustus 2019, 9 november 2019, 26 november 2019, 9 december 2019, 23 december 2019, 23 januari 2020 en 27 januari 2020 voor de voordeur van de woning van [slachtoffer] heeft opgehouden. In de meeste gevallen heeft hij (herhaaldelijk) bij haar aangebeld.
Dit handelen van de verdachte heeft grote invloed gehad op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer]. Zij heeft het handelen van verdachte als intimiderend en beangstigend ervaren. Voor de verdachte had ook duidelijk moeten zijn dat [slachtoffer] hiervan niet was gediend. In de eerste plaats heeft hij zelf erkend dat [slachtoffer] hem duidelijk had gemaakt dat hij bij haar niet welkom was. Daarnaast heeft [slachtoffer] melding bij de politie gedaan en heeft de politie de verdachte meerdere keren voor de deur van [slachtoffer] weggestuurd. Desondanks is de verdachte met zijn gedrag doorgegaan.
Het voorgaande in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wederrechtelijk opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].
Oogmerk te dwingen iets te doen en te dulden
De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte met zijn gedrag het oogmerk had om [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden. De verdachte heeft verklaard dat hij wilde dat zij hem zou helpen. Door telkens voor haar deur te staan, heeft de verdachte [slachtoffer] gedwongen feitelijk te dulden dat telkens contact met haar werd gezocht en wilde hij haar dwingen om hem in haar woning binnen te laten.
Stelselmatigheid
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de duur, de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van slachtoffers, relevante factoren zijn bij de vraag of sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Niet is gebleken dat de verdachte tussen 1 augustus 2019 en 9 november 2019 contact met [slachtoffer] heeft gezocht. Wel staat vast dat hij tussen 9 november 2019 en 27 januari 2020 zes keer voor haar deur heeft gestaan. De rechtbank is, gezien de intensiteit en de frequentie van de gedragingen van de verdachte in de periode van 9 november 2019 tot en met 27 januari 2020, van oordeel dat in die periode sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer] gedurende de periode van 9 november 2019 tot en met 27 januari 2020.