ECLI:NL:RBDHA:2020:4419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
AWB 20/14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de familierechtelijke relatie in het kader van een nareisverzoek

In deze zaak verzoekt eiseres om een nareis voor verblijf bij haar (gestelde) vader, referent. De identiteit van eiseres, referent en haar (gestelde) moeder wordt niet betwist, maar de familierechtelijke relatie tussen hen is wel onderwerp van discussie. Verweerder heeft DNA-onderzoek aangeboden om de relatie tussen eiseres en haar (gestelde) moeder te onderzoeken, maar dit onderzoek kan om praktische redenen niet plaatsvinden. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het DNA-onderzoek niet zinvol is, gezien de door eiseres overgelegde indicatieve documenten. Daarnaast heeft verweerder niet voldoende onderbouwd waarom hij vreest voor een risico op kinderontvoering. Het beroep van eiseres wordt gegrond verklaard.

De rechtbank stelt vast dat verweerder geen tegenwerpingen heeft gedaan met betrekking tot de identiteit van referent, die in het bezit is van een asielvergunning. Ook de identiteit van eiseres is door verweerder aanvaard. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de familierechtelijke band tussen eiseres en haar (gestelde) ouders niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij de motivering van zijn standpunt moet heroverwegen en eventueel DNA-onderzoek moet laten plaatsvinden. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/14

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. Y.G.F.M. Coenders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2019 heeft verweerder de aanvraag van [referent] (referent) ten behoeve van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel ‘nareis’ afgewezen.
Bij besluit van 6 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres en referent ongegrond verklaard.
Op 2 januari 2020 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Op zitting is verder verschenen referent. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres beoogt verblijf bij referent, haar (gestelde) vader. Aan referent is op 12 oktober 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Op 19 november 2015 heeft referent een mvv-aanvraag ingediend ten behoeve van gezinshereniging met zijn toenmalige partner (niet de moeder van eiseres) en eiseres. Deze aanvraag is op 8 februari 2017 ingetrokken. Referent heeft op 20 november 2018 opnieuw een aanvraag ten behoeve van (alleen) eiseres ingediend.
2. Eiseres stelt de dochter te zijn van referent uit diens eerste huwelijk, met [moeder] (haar moeder). Haar ouders zijn gescheiden waarna haar moeder is hertrouwd. Zij zorgde niet meer voor eiseres en eiseres werd door haar grootouders opgevoed. Toen de grens met Ethiopië nog open was is zij met haar opa uitgereisd. Haar grootvader is teruggekeerd en eiseres verblijft nu met dorpsgenoten in Ethiopië. Ter onderbouwing van de identiteit van eiseres en haar moeder, en van de familierechtelijke relatie tussen hen, heeft eiseres in kopie een doopakte, een kerkelijke huwelijksakte tussen haar ouders, een schoolidentiteitskaart, een schoolrapport met cijferlijst en een vaccinatieboekje overgelegd. Daarnaast heeft zij een kopie van de Eritrese residence-card van haar moeder overgelegd en een (handgeschreven) brief van de regio [regio] aan de gemeente [plaatsnaam] waaruit blijkt dat haar moeder toestemming heeft gegeven aan eiseres om naar Ethiopië te reizen. Ten slotte heeft eiseres een toestemmingsverklaring overgelegd waarin haar moeder aangeeft in te stemmen met de reis van eiseres naar Nederland ten behoeve van hereniging met referent. Eiseres en referent hebben gevraagd om DNA-onderzoek af te nemen om de familierelatie tussen hen vast te stellen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen en daaraan ten grondslag gelegd dat de familierechtelijke relatie met haar (gestelde) moeder niet vast is komen te staan. Ten aanzien van die relatie wordt geen bewijsnood aangenomen omdat eiseres in het bezit moet zijn geweest van een geboorteakte. De uitleg die eiseres heeft gegeven voor het niet bezitten daarvan acht verweerder onvoldoende. De overgelegde indicatieve documenten zijn vervolgens tezamen niet voldoende substantieel om die familierechtelijke relatie alsnog aan te nemen. Daartoe is ten eerste van belang dat slechts kopieën zijn overgelegd. Verder heeft de overgelegde huwelijksakte volgens verweerder geen betrekking op eiseres zelf en kan deze om die reden niet bijdragen aan het vaststellen van de familierechtelijke relatie tussen haar en haar gestelde moeder. Op de schoolidentiteitskaart staat enkel de naam van de (gestelde) moeder, maar deze bevat bijvoorbeeld geen foto van haar (gestelde) moeder. Niet duidelijk is welke documenten eiseres heeft overgelegd ter verkrijging van deze schoolidentiteitskaart. Het document is bovendien niet afgegeven door de Eritrese autoriteiten. Ook de doopakte bevat geen foto’s en is niet afgegeven door de Eritrese autoriteiten. Het rapport en de cijferlijst zeggen niets over de familierechtelijke relatie nu er op dit document geen melding wordt gemaakt van de ouders van eiseres. In het vaccinatieboekje staan enkel de namen van de gestelde ouders, maar niet duidelijk is welke documenten zijn overgelegd ter verkrijging van dit document en het document bevat bovendien geen pasfoto’s. Verweerder heeft in deze indicatieve documenten wel aanleiding gezien om een DNA-onderzoek aan te bieden om de familierechtelijk relatie tussen eiseres en haar gestelde moeder aan te tonen. Dit kan op dit moment echter niet plaatsvinden vanwege de sluiting van de grens van Eritrea en de weigering van de gestelde moeder om uit te reizen.
Verder werpt verweerder tegen dat ook de familierechtelijke band tussen eiseres en referent niet vast is komen te staan. Verweerder ziet ook geen aanleiding voor een DNA-onderzoek om de familierechtelijke band tussen referent en eiseres vast te stellen. Ook als die band vastgesteld zou worden zou immers blijven staan dat de familierechtelijke band tussen eiseres en haar (gestelde) moeder niet vast is komen te staan.
Omdat niet vastgesteld kan worden wie de biologische moeder van eiseres is, kan niet worden vastgesteld dat de overgelegde toestemmingsverklaring ook daadwerkelijk van de biologische moeder van eiseres is. Evenmin kan worden vastgesteld wat de belangen zijn van de biologische moeder.
4. Eiseres is het hiermee niet eens en voert daartoe het volgende aan. Volgens het nieuwe beleid van verweerder, zoals vastgelegd in Werkinstructie 2018/20 [1] , kunnen indicatieve documenten bijdragen aan het aannemelijk maken van de identiteit of gezinsband. Eiseres heeft geen geboorteakte, omdat in de praktijk in Eritrea een doopakte met een vaccinatieboekje voldoende is. Eiseres komt van het platteland en uit het algemeen ambtsbericht Eritrea van juni 2018 (hierna: het ambtsbericht) blijkt dat tot ongeveer vijftien jaar geleden alleen kinderen uit stedelijke gebieden een geboorteakte kregen. Eiseres is net vijftien geworden. Niet valt in te zien waarom deze verklaring over de bewijsnood niet voldoende is. Werkinstructie 2018/20 beschrijft verder welke indicatieve documenten kunnen worden meegenomen voor het aantonen van de familierechtelijke band. De daar genoemde (kopieën van een) kerkelijke huwelijksakte, schoolidentiteitskaart, kerkelijke doopakte, rapport met cijferlijst en vaccinatieboekje zijn overgelegd. Dit betekent volgens eiseres primair dat er substantieel bewijs is waaruit de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar moeder blijkt. Daarnaast is een document overgelegd wat is afgegeven door de regio [regio] , gericht aan de gemeente [plaatsnaam] . In dit document wordt aangegeven dat de moeder van eiseres haar toestemming heeft gegeven om naar Ethiopië te reizen. Verder betoogt eiseres dat verweerder de belangen van het kind, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019 (het arrest E.) [2] onvoldoende bij zijn beoordeling heeft betrokken. Eiseres heeft voldaan aan de samenwerkingsverplichting doordat zij meerdere documenten heeft overgelegd. Er is geen enkele aanwijzing dat sprake zou kunnen zijn van kinderontvoering. In de uitspraak van 12 december 2019 [3] is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ingegaan op het arrest E. Hieruit blijkt dat verweerder een individuele beoordeling moet maken en daarbij aandacht moet schenken aan het streven om het gezinsleven te bevorderen. Voor zover de familierechtelijke band tussen eiseres en haar (gestelde) moeder niet al uit de indicatieve documenten blijkt, heeft verweerder ten onrechte niet aangeboden de familierechtelijke band tussen eiseres en referent te onderzoeken door middel van DNA-onderzoek. Tot slot heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte afgezien van het horen in de bezwaarfase.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder geen tegenwerpingen heeft aangevoerd met betrekking tot de identiteit van referent, die in het bezit is van een asielvergunning. Ook de identiteit van eiseres heeft verweerder aanvaard, waarbij bewijsnood is aangenomen. Evenmin is uit het bestreden besluit of het verweerschrift gebleken dat wordt getwijfeld aan de identiteit van de ondertekenaar van de toestemmingsverklaring, naar eiseres stelt haar moeder. Deze identiteit is onderbouwd met kopieën van een identiteitskaart en een residence-card. Verweerder acht de familierechtelijke banden tussen eiseres en haar beide gestelde ouders echter niet aannemelijk gemaakt en in dat kader is geen bewijsnood aangenomen. Evenmin heeft verweerder aanleiding gezien om DNA-onderzoek aan te bieden ter vaststelling van de relatie tussen eiseres en referent. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit echter onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bewijsnood
5.1
Verweerder werpt allereerst tegen dat geen sprake is van bewijsnood voor wat betreft de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar gestelde ouders, nu deze op basis van een geboorteakte kan worden vastgesteld. Hij wijst in dat verband op het ambtsbericht. Dat dateert uit juni 2018 en daarin is opgenomen: “Tot ongeveer vijftien jaar geleden kregen alleen kinderen uit stedelijke gebieden een geboorteakte, tegenwoordig krijgen alle pasgeborenen een vaccinatieboekje, een weegkaart en een geboorteakte.” Verweerder leidt hieruit af dat ná juni 2003 (vijftien jaar vóór het verschijnen van het ambtsbericht) ook nieuwgeboren op het platteland een geboortekaart kregen. Nu eiseres in [maand] 2005 is geboren, moet zij een geboorteakte hebben ontvangen. De door referent gegeven verklaring dat hij denkt dat zij die nooit heeft gehad, acht verweerder onvoldoende om toch bewijsnood aan te nemen.
Zoals ook door eiseres betoogd, kan uit het ambtsbericht echter niet worden afgeleid dat direct na juni 2003 alle kinderen in heel Eritrea een geboorteakte ontvingen. Ten eerste duidt het gebruik van de woorden ‘tot ongeveer vijftien jaar geleden’ op enige marge, waarbij een marge van anderhalf jaar niet uitgesloten kan worden. Verder, en belangrijker, kan uit het ambtsbericht niet worden afgeleid dat sprake was van een abrupte overgang. Er wordt immers een onderscheid gemaakt tussen de situatie vijftien jaar eerder, toen alleen kinderen uit stedelijke gebieden een geboorteakte kregen, en de situatie in juni 2018, toen alle nieuwgeboren zo’n akte ontvingen. Daaruit valt niet af te leiden of sprake was van een abrupte overgang of van een geleidelijke uitbreiding van het gebruik van geboorteakten in de jaren tussen 2003 en 2018. In aanmerking genomen dat eiseres relatief kort na juni 2003 is geboren op het platteland van Eritrea, sluit het ambtsbericht dus geenszins uit dat nieuwgeborenen in haar geboorteplaats op dat moment nog geen geboorteakte kregen. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaring van referent dat eiseres, voor zover hij weet, nooit een geboorteakte heeft gekregen, in strijd is met het ambtsbericht.
Indicatieve documenten
5.2
Ook als verweerder wel zou worden gevolgd in het standpunt dat geen sprake is van bewijsnood ten aanzien van de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar ouders, acht de rechtbank het besluit onvoldoende gemotiveerd. Daartoe is van belang dat eiseres ter onderbouwing van het huwelijk tussen haar gestelde ouders een huwelijksakte heeft overgelegd en ter onderbouwing van haar verklaring dat zij hun kind is, een doopakte. Daarnaast heeft zij ter onderbouwing van de familierechtelijke relatie tussen haar en haar moeder nog een school-ID kaart overgelegd waarop ook de naam van haar moeder wordt genoemd, en de brief van de regio [regio] aan de gemeente [plaatsnaam] . Voor zover verweerder tegenwerpt dat eiseres deze documenten slechts in kopie heeft overgelegd, overweegt de rechtbank dat verweerder dit voor het eerst in het verweerschrift tegenwerpt. Verweerder heeft eerder in de procedure niet aan eiseres gevraagd om de originele documenten over te leggen. In de brief van 5 november 2019 die verweerder tijdens de bezwaarprocedure aan eiseres heeft verstuurd en in het aanvraagformulier, bijvoorbeeld op pagina 3, staat expliciet benoemd dat er kopieën van originele documenten kunnen worden overgelegd.
5.3
Verweerder is verder niet ingegaan op het aanbod van eiseres om de documenten in origineel te laten onderzoeken bij de ambassade ten tijde van het ophalen van de mvv. Evenmin is verweerder ingegaan op het aanbod van eiseres en referent om DNA-onderzoek te laten plaatsvinden. Verweerder heeft aan de weigering om nader onderzoek te verrichten ten grondslag gelegd dat dergelijk onderzoek niet relevant is omdat het niet af kan doen aan het feit dat de familierechtelijke band tussen eiseres en haar moeder niet kan worden vastgesteld. Om die reden is ook geen sprake van een schending van de samenwerkingsplicht.
5.4
De rechtbank acht echter onvoldoende gemotiveerd waarom deze onderzoeken niet relevant zijn. Deze onderzoeken zijn slechts irrelevant als de aanvraag ook kan worden afgewezen wanneer de onderzoeken wel worden verricht en de voor eiseres gunstige uitkomst hebben. Als de onderzoeken de voor eiseres gunstige uitkomst hebben, zou uit het DNA-onderzoek blijken dat eiseres de biologische dochter is van referent, en zou uit het documentenonderzoek blijken dat een authentieke huwelijksakte van referent en de gestelde moeder van eiseres is overgelegd, en een authentieke doopakte, waarop de namen van eisers, referent en de gestelde moeder voorkomen, terwijl de identiteit van betrokkenen niet wordt betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende gemotiveerd waarom onder díe omstandigheden nog altijd geen sprake zou zijn van voldoende substantieel indicatief bewijs van de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar gestelde moeder. Zo lijkt een huwelijk tussen de biologische vader van eiseres en een vrouw, ook een indicatie te vormen voor de familierechtelijke relatie tussen die vrouw en eiseres, temeer als eiseres tijdens dat huwelijk is geboren. Hierbij merkt de rechtbank op dat vaststaat dat een kopie van de huwelijksakte is overgelegd door eiseres, maar de rechtbank heeft niet kunnen achterhalen wanneer het huwelijk zou hebben plaatsgevonden. Verder is van belang dat verweerder niet van de gestelde moeder verlangt dat zij illegaal Eritrea uitreist om DNA-onderzoek uit te laten voeren. Het voorgaande betekent dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom nader onderzoek naar de documenten of DNA-onderzoek bij eiseres en referent niet relevant kan zijn.
Het arrest E. van het Hof van Justitie en de jurisprudentie van de Afdeling
6. Ondanks dat het besluit reeds op de hiervoor genoemde gronden zal worden vernietigd, ziet de rechtbank aanleiding om ook in te gaan op het beroep van eiseres op het arrest E. van het Hof van Justitie van 13 maart 2019 en de uitspraak van de Afdeling van 12 december 2019.
6.1
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspaak van 12 december 2019, volgt uit het arrest E., punten 59, 78 en 79, dat de bevoegde nationale autoriteiten bij de uitvoering van de Gezinsherenigingsrichtlijn en de behandeling van verzoeken om gezinshereniging een individuele beoordeling moeten verrichten, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante elementen van het geval en waarbij, indien nodig, bijzondere aandacht wordt besteed aan de belangen van de betrokken kinderen en aan het streven om het gezinsleven te bevorderen. Verder volgt uit het arrest E. dat het de bevoegde nationale autoriteiten vrij staat om stappen te ondernemen om frauduleuze verzoeken om gezinshereniging, die worden gedaan in een context van kinderontvoering of zelfs mensenhandel, aan het licht te brengen, maar dat dat de autoriteiten niet ontslaat van de verplichting om rekening te houden met het hogere belang van een kind dat zich in bepaalde omstandigheden bevindt. Daarnaast volgt uit het arrest E. dat het ontbreken van officiële documenten op zich niet kan leiden tot de conclusie dat een verzoek om gezinshereniging noodzakelijkerwijs wordt gedaan in een context van kinderontvoering of mensenhandel en dat de nationale autoriteiten, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, gehouden kunnen zijn om aanvullend onderzoek te verrichten, zoals een onderhoud met de gezinshereniger, om het bestaan van dergelijke fenomenen uit te sluiten.
6.2
Verweerder heeft betoogd dat in de zaak waarop die uitspraak van de Afdeling zag, de familierechtelijke relatie tussen de nareiziger en de in Nederland verblijvende ouder vaststond, hetgeen nu niet het geval is. Dit is echter het gevolg van de weigering van verweerder om DNA-onderzoek te laten plaatsvinden, terwijl uit het voorgaande volgt dat een dergelijk onderzoek kan worden verlangd. Indien uit dat onderzoek zou blijken dat eiseres inderdaad de dochter is van referent, acht de rechtbank deze uitspraak van de Afdeling wel van belang.
6.3
De Afdeling overweegt immers dat het ontbreken van officiële documenten op zich niet tot de conclusie leidt dat een verzoek om gezinshereniging noodzakelijkerwijs wordt gedaan in een context van kinderontvoering of mensenhandel. Het ontbreken van een officiële geboorteakte is, ook los van de vraag of eiseres die ooit heeft gehad, dus niet zonder meer bepalend. Verweerder heeft ook geen andere redenen aangevoerd om te denken dat het hier gaat om een frauduleus verzoek om gezinshereniging, dat is gedaan in een context van kinderontvoering of mensenhandel. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder weliswaar heeft aangeboden DNA-onderzoek bij eiseres en haar gestelde moeder te laten plaatsvinden, maar zoals gezegd niet verlangt dat haar gestelde moeder illegaal Eritrea uitreist om dat DNA-onderzoek uit te laten voeren. Vervolgens leidt de rechtbank uit de uitspraak van de Afdeling af dat ook als met de overgelegde indicatieve documenten de familierechtelijke band met de moeder niet met voldoende zekerheid komt vast te staan, de aanvraag niet zonder meer kan worden afgewezen. Daargelaten de bewijswaarde die aan dergelijke stukken in het algemeen toekomt, is het dan nog steeds aan verweerder om nader te motiveren waarom hij ondanks die overgelegde stukken uitgaat van een risico op kinderontvoering én waarom dat eventuele risico in dit geval zwaarder weegt dan het belang van eiseres als kind om met haar vader te worden herenigd. Dit geldt te meer nu het hier geen onmondige baby of kleuter, maar een vijftienjarig meisje betreft, dat in Ethiopië verblijft. Zij heeft zelf verzocht om herenigd te worden met haar vader en verweerder heeft geen aanknopingspunten genoemd om te denken dat zij dit tegen haar wil zou hebben gedaan. Eiseres heeft ook terecht betoogd dat, als verweerder nadere informatie wil hebben over haar belang om als kind met haar vader herenigd te worden of over het risico op kinderontvoering, hij eiseres danwel referent dient te horen.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het geconstateerde motiveringsgebrek is in beroep niet hersteld, zodat geen aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Gelet op de aard van het gebrek ziet de rechtbank ook geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat houdt in ieder geval in dat verweerder nader zal moeten motiveren waarom wordt aangenomen dat eiseres over een geboorteakte moet hebben beschikt. Verder zal verweerder ofwel alsnog een DNA-onderzoek bij eiseres en referent moeten laten plaatsvinden en/of onderzoek moeten laten plaatsvinden naar de overgelegde documenten, ofwel nader moeten motiveren waarom de aanvraag ook kan worden afgewezen als uitgegaan zou worden van de authenticiteit van die documenten en van de familierechtelijk relatie tussen eiseres en referent.
8. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 178,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.I. van der Meer, griffier.
De griffier en de voorzitter zijn in verband met de maatregelen rond het coronavirus verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd om te ondertekenen
de rechter is verhinderd om te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).

Voetnoten

1.Werkinstructie 2018/20 “Nader onderzoek in de nareisprocedure”, te raadplegen via www.ind.nl/over-ind/cijfers-publicaties/paginas/werkinstructies.aspx.
2.ECLI:EU:C:2019:192.