ECLI:NL:RBDHA:2020:4301
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die een aangifte van mensenhandel had gedaan, had op 8 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, welke door de verweerder werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het Openbaar Ministerie had besloten geen vervolging in te stellen, waardoor eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning. Eiseres stelde dat haar aanwezigheid in Nederland noodzakelijk was voor het verkrijgen van een goed beeld van de gebeurtenissen en om de verhalen van slachtoffers te verbinden. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder terecht geen verblijfsvergunning had verleend, omdat er geen strafrechtelijk onderzoek liep en de voorwaarden voor de vergunning niet waren vervuld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres werd geconfronteerd met de noodzaak om terug te keren naar Italië, wat complicaties met zich meebracht gezien haar kwetsbare situatie. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening en dat de besluitvorming niet onzorgvuldig was geweest.