In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2020, betreft het een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor een drank- en horecavergunning, exploitatievergunning en aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten door de burgemeester van Den Haag. De burgemeester had de aanvragen afgewezen op basis van de veroordelingen van eiser voor verschillende overtredingen, waaronder de Wet op de Kansspelen en de Wegenverkeerswet. Eiser had in het verleden meerdere veroordelingen op zijn naam staan, wat volgens de burgemeester leidde tot de conclusie dat eiser niet voldeed aan de eisen van goed levensgedrag zoals gesteld in de Drank- en Horecawet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester terecht de aanvragen heeft afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten van de Drank- en Horecawet. De rechtbank oordeelde dat de veroordelingen van eiser, die in de afgelopen jaren hadden plaatsgevonden, voldoende waren om te concluderen dat hij van slecht levensgedrag was. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de besluitvorming erkend en verweerder veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan eiser. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser in verband met het verzoek om schadevergoeding vastgesteld op € 262,50.
De rechtbank heeft de zaak op basis van de stukken afgedaan, waarbij beide partijen toestemming gaven om de zaak niet mondeling te behandelen. De uitspraak benadrukt het belang van de eisen van goed levensgedrag voor leidinggevenden in de horeca en de gevolgen van strafrechtelijke antecedenten voor het verkrijgen van vergunningen.