4.1De rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van de toegangsweigering anders te oordelen dan de voorzieningenrechter bij uitspraak van 31 mei 2019 heeft geoordeeld. Eiser heeft weliswaar een geldig paspoort, een geldig vliegticket voor de heenreis en voldoende middelen van bestaan, maar eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank het doel en de duur van zijn verblijf niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft gesteld dat hij in Zandvoort wenst te verblijven, onder meer om onderzoek te doen in bibliotheken ten behoeve van een boek waaraan hij werkt. Eiser heeft echter niet voldoende concreet aangegeven tot wanneer hij daar verblijft en hoe hij afwisselend in Nederland en in Frankrijk wenst te zijn. Tevens heeft eiser niet aangegeven wie hij alhier of daar wenst te bezoeken en heeft hij verweerder belet daarnaar onderzoek te doen door kenbaar te maken geen informatie daarover te verstekken. Hierbij komt dat eiser niet beschikt over een retourticket. De rechtbank ziet niet in waarom verweerder dit hem niet had mogen tegenwerpen. Dat hem op een later moment de toegang tot het Schengengebied via Frankijk is verleend terwijl hij toen (kennelijk) ook niet beschikte over een retourticket, staat daar los van. Eiser dient elke keer dat hij opnieuw inreist aan de voorwaarden voor de toegang tot Nederland te voldoen en gezien het voorgaande heeft hij aan een van die voorwaarden thans niet voldaan. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat eiser het doel en het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden onvoldoende heeft aangetoond. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht, bestaat geen aanleiding.
De vrijheidsbeperkende maatregel in de lounge (terugwijzing)
6. Eiser voert aan dat als hem ten onrechte de toegang is geweigerd, dit ook de vrijheidsbeperkende maatregel in de lounge onrechtmatig maakt. Subsidiair stelt eiser dat de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig was omdat verweerder had moeten beoordelen of hij naar het Verenigd Koninkrijk had kunnen reizen.
7. De rechtbank overweegt dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet onrechtmatig is nu verweerder eiser niet ten onrechte de toegang tot Nederland heeft geweigerd. Ook blijkt nergens uit dat eiser toen al had aangegeven dat hij naar het Verenigd Koninklijk wilde reizen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om toekenning van schadevergoeding wijst de rechtbank af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De vrijheidsontnemende maatregel
10. Omdat de vrijheidsontnemende maatregel van 2 juni 2019 is opgeheven, beperkt de beoordeling zich ten aanzien van dat besluit tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaand aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
11. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de vrijheidsontnemende maatregel nooit is uitgereikt aan eiser. In het bestreden besluit 2, dat is ondertekend door Joost Boersma, ambtenaar belast met het toezicht op de vreemdelingen dan wel ambtenaar belast met de grensbewaking van de Kmar, staat vermeld dat de beschikking door hem onmiddellijk aan eiser is uitgereikt. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2019.
12. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel terecht is opgelegd omdat eiser de toegang is geweigerd. Eiser is voorts terecht geweigerd om naar het Verenigd Koninkrijk af te reizen omdat hem daar blijkens een memo tussen het grenskantoor en de Kmar twee maal eerder de toegang is ontzegd. Verweerder heeft na de zitting van 17 juni 2019 een op ambtseed opgemaakte toelichting gedateerd 17 juni 2019 van het Hoofd Doorlaatpost van de Kmar overgelegd. Daaruit blijkt dat eiser twee opties had. Of hij gaat met gebruikmaking van de removal order terug naar het land waar hij vandaan komt, in dit geval Egypte, of hij gaat naar een land waar zijn toelating gewaarborgd is. Omdat eiser de nationaliteit van Nieuw Zeeland heeft is zijn toelating daar gewaarborgd.
Verder staat in de toelichting van 17 juni 2019 vermeld dat het bekend was dat eiser stond gesignaleerd in het opsporingssysteem door Interpol met een aandachtvestiging. Er is een zogenoemde ‘Green Notice’ ontvangen. Deze Green Notice bevatte politie informatie aangaande eiser, onder andere ook met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk. Naast de normale grenscontrole van het Verenigd Koninkrijk en de Interpol informatie was de toelating ‘niet’ gewaarborgd voor het Verenigd Koninkrijk. Dit is de reden geweest waarom het verzoek van eiser, om naar het Verenigd Koninkrijk te mogen vliegen, is afgewezen, aldus de toelichting.
13. De rechtbank stelt vast dat verweerder de door hem gestelde memo waaruit zou moeten blijken dat eiser reeds tweemaal eerder de toegang tot het Verenigd Koninkrijk is geweigerd, ondanks dat de rechtbank daarom had verzocht, niet in de procedure heeft gebracht.
14. Ter zitting van 23 september 2019 zijn de signaleringen in het opsporingssysteem Interpol en de Green Notice wederom besproken. Daarnaast heeft verweerder gewezen op een e-mail correspondentie van de Kmar met de liaison officer van de Britse ambassade te Den Haag waaruit zou blijken dat eiser de toegang tot het Verenigd Koninkrijk zal worden geweigerd.