In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de naamloze vennootschap Evides N.V. een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma [de V.O.F.] wegens schadevergoeding als gevolg van leidingschade. De zaak betreft een eerdere uitspraak van 31 juli 2019, waarin een tussenvonnis werd gewezen. Tijdens een comparitie van partijen op 12 maart 2020 werd de omvang van de schadeposten besproken. Evides heeft haar vordering verminderd met een bedrag van € 3.184,00, omdat deze post een dubbeltelling opleverde. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de schade abstract moet worden berekend, zoals ook is overwogen in een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevorderde schadevergoeding van € 21.009,04, exclusief BTW, toewijsbaar is, omdat deze voldoende onderbouwd is door Evides.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat [de V.O.F.] onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen bij het lokaliseren van de transportleiding, wat de oorzaak van de schade is. Het beroep van [de V.O.F.] op eigen schuld aan de zijde van Evides werd verworpen, omdat van [de V.O.F.] verwacht mocht worden dat hij de leiding ter plaatse zou lokaliseren voordat hij aan het werk ging. De rechtbank heeft de wettelijke rente over de toewijsbare hoofdsom toegewezen, omdat dit deel van de vordering niet afzonderlijk is weersproken. Tot slot is [de V.O.F.] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 4.815,21.