Overwegingen
1. Eiseres is van Iraakse nationaliteit en is geboren op [1980] .
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Aanleiding voor haar vertrek uit Irak was dat haar vader werd bedreigd. Verder ontstonden tussen eiseres en haar familie ook problemen omdat eiseres wilde scheiden van haar echtgenoot en zich niet meer gedroeg volgens de regels van de islam. Zij ondervond in het algemeen ook problemen wegens deze toegedichte afvalligheid en kan daarom niet meer terugkeren naar Irak. Ook ondervond ze problemen in Irak wegens haar werk als kapster en verwacht ze als gevolg daarvan ook problemen bij terugkeer.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- Bedreigingen jegens familie
- Problemen wegens afwending islam
- Toegedichte afvalligheid
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres tegenstrijdig en niet concreet heeft verklaard over haar afwending van de islam. Zij heeft tegenstrijdig verklaard over het al dan niet zijn van atheïst. De problemen wegens afwending van de islam worden niet geloofwaardig geacht, eiseres stelt zich volgens verweerder passief op ten opzichte van de islam en er is niet zozeer sprake van afwending of afvalligheid. Niet gebleken is dat het niet dragen van een hoofddoek voortkomt uit een dieperliggende motivatie. Eiseres kan volgens verweerder niet worden aangemerkt als vluchteling, het is niet aannemelijk dat ze persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging en niet aangenomen kan worden volgens verweerder dat haar levensstijl rust op een innerlijke politieke overtuiging of godsdienstige redenen. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer, de enkele omstandigheid dat ze soenniet is, is onvoldoende. Ondanks de slechte veiligheidssituatie in [woonplaats], kan ze een redelijk normaal leven leiden daar. Verweerder vindt het verder niet geloofwaardig dat eiseres dermate grote problemen heeft met haar familie dat ze heeft te vrezen voor haar leven. Haar eerste scheiding heeft geen grote problemen opgeleverd, en niet geloofwaardig is volgens verweerder waarom dit nu wel tot problemen zou leiden. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Eiseres voert aan dat verweerder niet heeft erkend dat eiseres in haar thuisland zal worden beschouwd als afvallige van de islam. Verder voert zij aan dat het niet goed mogelijk is om van iemand die nooit een weloverwogen en bewuste keuze voor de islam heeft gemaakt wel te verwachten dat er een weloverwogen keuze aan het loslaten van de islam ten grondslag ligt. Verweerder vindt het wel geloofwaardig dat eiseres in een kapperszaak werkte, maar geeft hieraan geen enkele betekenis door nog steeds te menen dat eiseres overtuigd moslima is. Het is onzorgvuldig van verweerder om vast te houden aan een standpunt ter zake van vermelding van haar religie op de eerste pagina van het rapport van het eerste gehoor. Eiseres herhaalt dat haar tweede echtscheiding een optelsom is, die maakt dat zij niet langer welkom is bij haar familie. Verweerder is niet te volgen waar hij schrijft dat eiseres geen gevaar loopt omdat zij in Irak al haar mening heeft gegeven over de Islam en kennelijk geen gevaar te duchten had. De beslissing is op dit punt tegenstrijdig, verweerder gaat er tegelijkertijd vanuit dat zij nog wel moslima is. Eiseres kwalificeert als alleenstaande vrouw, verweerder had zijn eigen beleid uit C6/13.4.4 moeten volgen.
Problemen met familie wegens toegedichte afvalligheid en echtscheiding
6. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de bedreigingen die eiseres zou hebben ontvangen van haar vader en overige familieleden niet geloofwaardig worden bevonden. Zij heeft aangegeven al eerder te zijn gescheiden, maar heeft onvoldoende uitgelegd waarom de situatie nu zodanig afwijkt dat ze, in tegenstelling tot eerder, nu wel gevaar zou lopen. Haar enige reactie dat de eerste keer ook niet makkelijk was en dit een optelsom is, is daartoe niet voldoende. Voor zover de bedreiging van haar vader en familie ziet op haar toegedichte afvalligheid van de islam heeft verweerder terecht aangevoerd dat eiseres in de gehoren heeft aangegeven zich in Irak reeds kritisch te hebben uitgelaten over de islam, met name jegens haar familieleden. Waarom dit nu tot (doods)bedreigingen zou leiden en eerder niet, heeft eiseres onvoldoende uitgelegd.
Problemen in het algemeen wegens (toegedichte) afvalligheid en gevaar om terug te keren naar Irak
7. De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat geen dieperliggende motivatie kan worden verwacht van iemand die nooit heel religieus is geweest. Het feit dat ze bij een van de eerste gehoren heeft gezegd dat ze moslim was kan haar naar het oordeel van de rechtbank evenmin worden tegengeworpen, omdat dit meer als een weergave van haar identiteit dan als een weergave van haar geloof kan worden beschouwd. Verweerder heeft hieraan naar het oordeel van de rechtbank te veel waarde gehecht. Niet onbegrijpelijk is in dat opzicht dat de afwending van de Islam niet een heel bewust proces is geweest.
8. Wel heeft verweerder in dit kader van belang mogen achten dat het niet aannemelijk voorkomt dat eiseres nu wel problemen zou ondervinden wegens het niet dragen van een hoofddoek en daarmee gepaard gaande toegedichte afvalligheid, terwijl ze heeft aangegeven dat ze eerder ook al een passieve houding had ten opzichte van de islam en daar geen problemen mee ondervond.
9. Verweerder heeft ook mogen meewegen dat haar stelling vanwege het gevaar dat ze zou lopen wegens haar werkzaamheden bij een kapperszaak omdat dit niet haram zou zijn niet geloofwaardig is. Zij heeft hier tegenstrijdig over heeft verklaard. Ze heeft in een later gehoor namelijk ook verklaard dat zij persoonlijk geen problemen ondervond. Ook heeft zij toen zij bij de kapperszaak werkte, nog tot 2017 in [woonplaats] gewoond. Niet gesteld is dat zij op dat moment problemen ondervond vanwege haar werkzaamheden. Evenmin is uit enig bericht gebleken dat kapsters in Irak een risicogroep vormen. Dat zij als gevolg van haar werkzaamheden gevaar zou lopen wegens toegedichte afvalligheid is dan ook niet aannemelijk geworden. Voorts mocht verweerder tegenwerpen dat eiseres nog meer tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Hoewel eiseres kan worden gevolgd dat ze niet de exacte betekenis van het woord “atheïst” heeft begrepen, mocht verweerder haar wel tegenwerpen dat ze verschillende dingen heeft gezegd over of ze nu wel of niet gelovig is.
10. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder meer uitleg van eiseres mocht verwachten waarom zij het risico nam zich kritisch uit te laten over de Islam in een religieus land als Irak in samenhang bezien met het feit dat ze uit een islamitische familie komt. Los van de vraag of er sprake was van een dieperliggende overtuiging, mocht verweerder wel van eiseres verwachten dat zij daar concreter over kon verklaren dan ze heeft gedaan. Bovendien geldt ook op dit punt dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard in de gehoren over hoe openlijk zij zich over haar afwending van de Islam heeft uitgelaten in Irak. Enerzijds heeft zij verklaard dit niet te hebben gedaan uit angst voor moord, en anderzijds heeft zij wel verklaard er met allerlei familieleden over te hebben gesproken.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet als alleenstaande vrouw hoefde te beschouwen, zoals bedoeld in het beleid van verweerder in de Vreemdelingencirculaire onder C6/13.4.4, omdat eiseres eerder in Irak ook alleen bij haar tante heeft gewoond, in haar eigen levensonderhoud heeft voorzien, en zich zo staande heeft weten te houden. Niet gebleken is dus dat er geen familielid of sociaal netwerk is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen, zoals wel vereist is om op deze grond een verblijfsvergunning te verkrijgen.
12. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom zij een gevaar zou lopen bij terugkeer naar Irak. Zij kan niet worden aangemerkt als vluchteling en heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een risico loopt op ernstige schade. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.