Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 maart 2020, met producties 1 t/m 8;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 3;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] .
“De kinderen zullen hun hoofdverblijf afwisselend, de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader hebben, waarbij de week steeds begint op zondag en eindigt op zondag. Beide kinderen zullen in de basisregistratie op het adres van moeder geregistreerd zijn.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘Bij [de minderjarige 2] is sprake van stabiel astma. In het covid19 (corona) tijdperk hoeven voor haar geen andere maatregelen getroffen te worden dan degene die via de overheid worden opgedragen.’De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de kinderarts er bij het schrijven van deze brief rekening mee heeft gehouden dat [de minderjarige 2] in 2018 een week is opgenomen met een longaandoening en dat zij bij een besmetting ernstig ziek kan worden. Dat de kinderarts dit niet met zoveel woorden in de brief heeft gezet, maakt niet dat aan haar advies voorbij gegaan moet worden, zoals de vader lijkt te zeggen. Ook [de minderjarige 2] kan dus buiten spelen, naar school gaan en bij beide ouders zijn. De vader heeft ook niet uitgelegd waarom voor [de minderjarige 2] andere (zwaardere) maatregelen zouden gelden. Hoewel hij dat had aangekondigd, heeft hij geen (medische) gegevens ingediend op basis waarvan de voorzieningenrechter tot een andere conclusie zou moeten komen.
5.De beslissing
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats];
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats],