ECLI:NL:RBDHA:2020:4039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
2 mei 2020
Zaaknummer
SGR 19/1219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2020 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van verzoeker tegen een eerdere uitspraak van 18 december 2017. Verzoeker had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij zijn verzoek om heropening van de zaak met zaaknummer SGR 17/2133 niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht. Na verzet van verzoeker werd het vooronderzoek heropend, maar verzoeker maakte geen gebruik van de gelegenheid om een advocaat te zoeken en een reactie in te dienen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een brief van verzoeker, ontvangen op 1 april 2020, niet als aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek gesteld dat hij nu wel in staat is het griffierecht te betalen, omdat de gemeente deze kosten kan vergoeden. De rechtbank heeft dit verzoek aangemerkt als een herzieningsverzoek in de zin van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak plaatsvonden en die bij de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren. De rechtbank concludeert dat verzoeker redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de griffiekosten, en dat zijn verzoek om herziening daarom niet kan worden toegewezen.

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/1219

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Procesverloop

Bij uitspraak van 29 mei 2018 van deze rechtbank is in de zaak met zaaknummer
SGR 19/1219 het verzoek van verzoeker om heropening van de zaak met zaaknummer
SGR 17/2133 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker verzet ingesteld. Bij uitspraak van 2 oktober 2018 van deze rechtbank is dit verzet gegrond verklaard en het vooronderzoek heropend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verzoeker in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken, uiterlijk op 4 maart 2020, een advocaat te zoeken en een reactie in te dienen in de onderhavige procedure. Van deze gelegenheid heeft verzoeker geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft, zoals ter zitting aangekondigd, het onderzoek vervolgens gesloten. Nadat het onderzoek is gesloten heeft de rechtbank op 1 april 2020 een brief van verzoeker ontvangen. De rechtbank heeft in die brief geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 6 maart 2017 in de zaak met zaaknummer SGR 17/2133 en een beroep gedaan op betalingsonmacht. Deze rechtbank heeft uitspraak gedaan op 18 december 2017. In de uitspraak is overwogen dat verzoeker het griffierecht niet heeft betaald en er geen reden is voor vrijstelling of matiging van het verschuldigde griffierecht. Het beroep van verzoeker is om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verzoeker verzoekt in zijn brief – bij de rechtbank binnengekomen op 21 januari 2019 – de zaak met zaaknummer SGR 17/2133 opnieuw te beginnen/te heropenen. De rechtbank heeft in de uitspraak van 29 mei 2018 overwogen dat de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) de mogelijkheid om een zaak te heropenen niet kent. Gelet hierop heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker aangemerkt als een herzieningsverzoek. Aangezien ook voor een dergelijk verzoek griffierecht verschuldigd is en verzoeker dit griffierecht niet heeft betaald, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Verzoeker heeft verzet ingesteld en de rechtbank heeft dit verzet bij uitspraak van
2 oktober 2018 gegrond verklaard. Dit betekent dat het vooronderzoek in de zaak met zaaknummer SGR 19/1219 is heropend.
2. Aan de rechtbank ligt nu voor het verzoek van verzoeker om de uitspraak van 18 december 2017 in de zaak met zaaknummer SGR 17/2133 te herzien. Uit het dossier volgt dat verzoeker het griffierecht ten behoeve van het herzieningsverzoek heeft voldaan op 21 oktober 2019.
3. Verzoeker stelt dat hij thans wel in de gelegenheid is het griffierecht in de zaak met zaaknummer SGR 17/2133 te voldoen, omdat de gemeente deze kosten kan vergoeden. Verzoeker wil daarom dat de rechtbank opnieuw naar zijn beroepsprocedure gaat kijken.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker, zoals de rechtbank ook in de uitspraak van 29 mei 2018 heeft overwogen, aangemerkt als een herzieningsverzoek in de zin van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
4.2.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.3.
Deze rechtbank heeft uitspraak gedaan op 18 december 2017. In die uitspraak heeft de rechtbank het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft betaald en er geen reden was voor vrijstelling of matiging van het verschuldigde griffierecht. De rechtbank stelt vast dat die uitspraak onherroepelijk is, omdat het de rechtbank niet is gebleken dat hoger beroep is ingesteld tegen die uitspraak.
5. Ter zitting is gebleken dat verzoeker wil dat er alsnog inhoudelijk naar zijn zaak met zaaknummer 17/2133 wordt gekeken. Hij is dan ook bereid alsnog het griffierecht te betalen.
6. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4241) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Verzoeker heeft aangegeven dat hij bereid is het griffierecht alsnog te betalen, omdat het hem pas na de uitspraak duidelijk is geworden dat de gemeente zijn griffiekosten kan vergoeden. Dit is geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb. Verzoeker had voor de uitspraak van 18 december 2017 redelijkerwijs bekend kunnen zijn met de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen bij de gemeente voor de griffiekosten.
7. Gelet op het bovenstaande wordt het verzoek om herziening afgewezen.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 20 april 2020 door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Arreman-Mos, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de
gelegenheid de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.