ECLI:NL:CRVB:2018:4241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
18-224AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 16 maart 2017. Het verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij zijn verzet tegen een eerdere beslissing ongegrond was verklaard. De Raad had in de eerdere uitspraak het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die de indiener van het verzoek niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. In dit geval heeft verzoeker echter geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid aangevoerd die tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.

De Raad wijst erop dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Verzoeker heeft enkel aangegeven bereid te zijn het griffierecht alsnog te voldoen, wat niet voldoende is om het verzoek om herziening te onderbouwen. De Raad besluit dan ook het verzoek om herziening af te wijzen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

18.224 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 16 maart 2017, 15/6618 AOW-V
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 27 december 2018
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van
16 maart 2017, 15/6618 AOW-V.
Het verzoek is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 november 2018, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak van 16 maart 2017 heeft de Raad het verzet van verzoeker tegen de uitspraak van de Raad van 16 september 2016 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemde uitspraak is het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 september 2015, 14/7271, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
3. Verzoeker heeft te kennen gegeven dat hij bereid is het griffierecht alsnog te voldoen.
4. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht. Het verzoek om herziening bevat immers geen gronden die betrekking hebben op de reden waarom het verzet bij de uitspraak van 16 maart 2017 ongegrond is verklaard. Verzoeker geeft slechts aan dat hij bereid is het griffierecht alsnog te betalen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.E. Lageweg
JvC

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par H.C.P. Venema en présence de M.A.E. Lageweg en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, 27 décembre 2018.