ECLI:NL:RBDHA:2020:3994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A.E. Bol, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het Uwv was afgewezen op de grond dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was van mening dat haar psychische klachten, waaronder een angst- en paniekstoornis, niet adequaat waren beoordeeld en dat zij niet in staat was om de geduide functies te vervullen.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij het primaire besluit van 3 oktober 2018 en het bestreden besluit van 11 maart 2019 aan de orde kwamen. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de klachten van eiseres voldoende zijn meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de psychische en lichamelijke beperkingen van eiseres adequaat in kaart hebben gebracht en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van hun beoordeling. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en geoordeeld dat het Uwv terecht de aanvraag voor de WIA-uitkering heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.E. Bol),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Alsemgeest).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 6 september 2018 afgewezen.
Bij besluit van 11 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als administratief medewerker voor
32 uur per week. Zij ontving van 8 september 2016 tot en met 5 september 2018 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW). Eiseres heeft op 16 augustus 2018 een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag per
6 september 2018 afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij voert aan dat verweerder haar beperkingen niet juist heeft vastgesteld en dat zij niet in staat is tot het verrichten van de geduide functies. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met haar psychische klachten. Eiseres stelt dat sprake is van verdergaande beperkingen als gevolg van haar angst- en paniekstoornis. Door haar paniekstoornis heeft zij last van hartkloppingen, benauwdheid, duizeligheid, overmatig piekeren, nachtmerries, slaap- en concentratieproblemen. Verweerder heeft geen rekening gehouden met deze informatie bij de beoordeling in bezwaar. Eiseres verwijst naar het Verzekeringsgeneeskundig protocol Angststoornissen. Het is onduidelijk of de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) rekening heeft gehouden met dit protocol bij de beoordeling. Het spreekuur met de verzekeringsarts b&b vormt een momentopname en geeft geen goed beeld van haar klachten. Het had op de weg van de verzekeringsarts b&b gelegen om nadere informatie bij de behandelaar op te vragen over de psychische klachten van eiseres. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst eiseres naar de in beroep ingebrachte medische informatie van psychiater [psychiater] en psycholoog [psycholoog] van 27 december 2018 en
27 augustus 2019, huisarts [huisarts] van 9 september 2019, KNO-arts [KNO-arts] van 8 januari 2019 en neuroloog [neuroloog] van 10 september 2018. Tevens heeft eiseres in beroep een huisartsenjournaal en een ongedateerde reactie van de huisarts op een vraagstelling van eiseres van 25 juli 2019 overgelegd. Ook stelt eiseres zich in beroep gemotiveerd op het standpunt dat de geschiktheid van de functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) op een aantal punten niet (voldoende) dragend is onderbouwd. Deze beroepsgronden zal de rechtbank hieronder, bij de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit, nader weergeven.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6.1
Op 11 september 2018 heeft de primaire verzekeringsarts eiseres op het spreekuur gezien, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. Aan de hand van haar bevindingen heeft de primaire verzekeringsarts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld met de beperkingen van eiseres. Deze houden met name verband met de psychische klachten en de rugklachten van eiseres.
6.2
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 16 januari 2019 een rapport uitgebracht, gebaseerd op de hoorzitting/het spreekuur op 10 januari 2019, dossieronderzoek en ongedateerde medische informatie van fysiotherapeut H. Mulder. In zijn rapport heeft de verzekeringsarts b&b opgenomen dat bestudering van de gegevens geen aanleiding geeft om de beoordeling van de primaire verzekeringsarts te herzien. Naar aanleiding van de in beroep ingebrachte medische informatie heeft de verzekeringsarts b&b op 6 januari 2020 een aanvullend rapport opgesteld waarin hij deze informatie beoordeelt.
7.1
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het verrichte medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De primaire verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht en eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op het spreekuur gezien, dossieronderzoek verricht en de medische informatie van de fysiotherapeut bij zijn oordeelsvorming betrokken. In zijn rapport van 6 januari 2020 heeft de verzekeringsarts b&b de in beroep ingebrachte informatie beoordeeld. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat alle klachten van eiseres in de beoordeling zijn betrokken. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en alle beschikbare informatie is meegenomen in de beoordeling. Wat betreft het betoog van eiseres dat verweerder informatie had moeten inwinnen bij de behandelend sector overweegt de rechtbank dat dit ter vrije beoordeling van de verzekeringsarts staat. Het is immers vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat de verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. [1] Het opvragen van informatie bij derden is met name aangewezen als de verzekeringsarts zich geen duidelijk beeld kan vormen van de medische toestand van betrokkene. Daarvan was in het geval van eiseres blijkens voormelde medische rapportages geen sprake. De artsen beschikten naast hun eigen onderzoeksbevindingen over de in het dossier aanwezige medische informatie, welke informatie kenbaar bij de beoordeling is betrokken. De door eiseres in de bezwaar- en beroepsfase overgelegde (medische) informatie is door de verzekeringsarts b&b benoemd en beoordeeld. Ook in (de inhoud van) die informatie heeft de verzekeringsarts b&b geen reden gezien tot het opvragen van (meer) informatie bij de behandelend sector. Dat de verzekeringsarts b&b geen aanleiding heeft gezien om contact met de behandelend sector op te nemen, acht de rechtbank in dit geval aanvaardbaar nu geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de informatie in het dossier onvoldoende is om tot een gedegen oordeel te kunnen komen.
7.2
De rechtbank ziet in de beroepsgrond van eiseres evenmin aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de psychische en lichamelijke beperkingen van eiseres in voldoende mate in kaart gebracht. De verzekeringsartsen hebben afdoende gemotiveerd dat de klachten van eiseres niet dusdanig zijn dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres valt namelijk niet in één van de uitzonderingscategorieën van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Er is immers geen sprake van een opname in het ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, ontbrekende lichamelijke zelfredzaamheid, of een volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op grond van een ernstige psychische stoornis. Het feit dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid betekent dat benutbare mogelijkheden moeten worden aangenomen. Wel is volgens de verzekeringsartsen sprake van verminderde benutbare mogelijkheden. De voor eiseres geldende (arbeids)beperkingen zijn vermeld in de FML. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen deze beperkingen van eiseres niet juist hebben vastgesteld. Voor de rugklachten heeft de primaire verzekeringsarts diverse beperkingen opgenomen. Er zijn geen afwijkingen aan de rug vastgesteld, aldus de verzekeringsarts b&b. Hij stelt dat met het aannemen van een wat beperkte fysieke belastbaarheid voldoende rekening is gehouden met de rugklachten. Voor de psychische klachten zijn diverse beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. In zijn nadere rapport van 6 januari 2020 heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd toegelicht waarom de in beroep ingebrachte informatie hem geen aanleiding geeft om zijn standpunt te herzien. De angst,- evenwichts,- en duizeligheidsklachten waren de verzekeringsarts b&b reeds bekend en heeft hij meegewogen in de beoordeling. De KNO-arts en de neuroloog hebben geen afwijkingen gevonden als verklaring voor de duizeligheidsklachten. Ten aanzien van de angstklachten zijn de hieruit voortvloeiende psychische beperkingen naar objectief medische maatstaven gemeten. Er is geen reden om verdergaande psychische beperkingen aan te nemen dan in de FML vermeld, aldus de verzekeringsarts b&b. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts b&b over de beperkingen van eiseres. De rechtbank tekent daarbij aan dat verzekeringsartsen bij uitstek deskundig zijn te achten om aan de hand van de door een betrokkene aangegeven klachten en de beschikbare medische informatie de belastbaarheid van de betrokkene vast te stellen. Anders dan van de behandelaar is het de taak, bevoegdheid en specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om de (arbeids)beperkingen vast te stellen.
7.3
De verwijzing van eiseres naar het Verzekeringsgeneeskundig protocol Angststoornissen baat haar in dit verband niet. Het is vaste rechtspraak dat verzekeringsgeneeskundige protocollen bedoeld zijn als een hulpmiddel voor de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. [2] De enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b niet tot in detail heeft beschreven op welke wijze hij toepassing aan dat protocol heeft gegeven, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake is van een onjuiste toepassing.
7.4
Het vorenstaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De beroepsgronden hiervoor vermeld onder 3. treffen daarom geen doel.
8. Op 1 oktober 2018 heeft de primaire arbeidsdeskundige een rapport uitgebracht waarin hij stelt dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de arbeidsdeskundige b&b op 8 maart 2019 een rapport opgesteld. Hierin is opgenomen dat de arbeidsdeskundige b&b telefonisch contact heeft gehad met de oud-werkgever van eiseres. Hij concludeert dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk omdat sprake is van deadlines en eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken. De arbeidsdeskundige b&b heeft vervolgens een aantal functies geduid. Het gaat om de functies boekhouder, kassier (SBC-code 515070), archiefmedewerker (SBC-code 315132), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en de als reserve geduide functies wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053), schadecorrespondent (SBC-code 516080) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100).
9. Eiseres kan zich niet verenigen met de arbeidskundige beoordeling en voert in beroep aan dat de functies boekhouder, kassier, schadecorrespondent en administratief ondersteunend medewerker niet passend zijn omdat sprake is van een belasting op spreken (tactvol zijn) en omgaan met conflicten. Ten onrechte hebben de arbeidsdeskundige b&b en de verzekeringsarts b&b geen overleg gehad over deze punten. Verder is eiseres ten aanzien van beoordelingspunt 2.12.6 (specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren in arbeid) aangewezen op taken waarbij zij niet alleen is in een ruimte. De arbeidsdeskundige b&b stelt dat bij de geduide functies hiervan geen sprake is. Het is onduidelijk op basis van welke informatie dit getoetst wordt, aldus eiseres.
10. Uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot eiseres vastgestelde medische beperkingen is de rechtbank van oordeel dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor eiseres in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beroepsgrond van eiseres dat de functies boekhouder, kassier, schadecorrespondent en administratief ondersteunend medewerker niet passend zijn, te volgen. Het Claim beoordelings- en borgingssysteem heeft in de bedoelde functies geen signalering opgegeven op beoordelingspunten 2.3 (spreken) en 2.8 (omgaan met conflicten). Dit betekent dat er in deze functies geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op deze onderdelen. In de functieomschrijving van de geduide functies worden de werkzaamheden en de werkomgeving beschreven. Hieruit volgt dat in de functies boekhouder, kassier, archiefmedewerker en productiemedewerker industrie geen sprake is van werkzaamheden waarbij alleen in een ruimte wordt gewerkt. De beroepsgrond van eiseres dat de functies niet passend zijn, slaagt niet. Hetgeen eiseres met betrekking tot de als reserve geduide functies heeft aangevoerd, laat de rechtbank buiten beschouwing nu deze functies niet aan de schatting ten grondslag zijn gelegd.
11. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2020 door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 7 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2598.